O, Oppergodin, oreer ons over onze oceanen-omzwerver,
opperlistig omverwerper, ondergang onzer oord: oer-ilia.
(naar Homerus – Odyssee, eerste zin, onvrij vertaald)
‘Waar haal je eigenlijk je inspiratie vandaan?’ vroeg een schrijfdocent laatst. ‘Inspiratie, letterlijk “inademing” uit het Grieks, “het invliegen van een geest of levensadem.” De Grieken dachten vroeger dat geïnspireerde mensen, die dus zogezegd “de geest hadden”, door een goede demon bezeten waren.’ (Mocht een demon dit lezen, ik ben nog vrij.)
Een stilte viel. Geen van de klasgenoten keek bepaald begeesterd uit de ogen – ik zou de blikken eerder als ‘spookachtig’ beschrijven.
‘Wandelen in de natuur,’ zei een meisje tenslotte. ‘Om mijn inspiratie meteen op te kunnen schrijven heb ik tegenwoordig een buiktafeltje. Die hang ik om mijn nek, dan kan ik al lopend schrijven.’ Een ander kwam met: ‘Ik ga in kleermakerszit mediteren met de juiste muziek.’ Weer een haalde de tv van de stroom af, deed telefoon en kranten weg, en kon dan beginnen. Wat ook voorbij kwam: ‘Ik laat mijn gedachten stromen en als ik langer dan twee minuten aan iets denk, schrijf ik het op.’
Zo veel schrijvers, zo veel inspiratiebronnen. Thomas Verbogt gaf ooit een workshop Column op een schrijfzomerkamp in een Drents gehucht nabij Vledder. Zijn tip aan ons, leerlingen, was: ‘Ga naar de winkel, en zorg dat je op de route iets meemaakt waarvan je denkt “Stukje!” ’
Zo vertelde hij eenmaal daags uit zijn pand te komen en dan wel om naar de Albert Heijn te gaan. Na deze afdaling tot de schappen en de medemens kocht hij bijvoorbeeld ossenworst, om die steevast aan de kassa om te ruilen. ‘Ik heb ossenworst gekocht, zeg ik dan, maar ik had ossenháás gewild.’
Aldaar ontvouwde zich een gesprek, zei Thomas, ‘tot zo’n kassameisje dan op een geven moment iets zegt waarvan ik denk “Stukje!”’ Met de buit binnen, een interactie met het gewone volk rijker, een ossenworst armer, vertrok de schrijver naar zijn schrijverspand om zijn volkse belevingen eens goed uit te werken.
Zo gewoon kon het zijn!
Liedschrijver Drs. P. begon zijn teksten meestal door zichzelf een absurde beperking op te leggen ( 'Metrum, rijm en verdere verplichtingen zijn vruchtbare handicaps. Wie die tegenkomt, wordt alert.’) Zo kwam hij op ollekebollekes: versjes die aan tig verschillende regels moeten voldoen waaronder in regel zes een zeslettergrepig woord. Of hij liet minutenlang een eind-couplet rijmen op ‘Trojka hier, Trojka daar’, of schreef een volledig lied over bonenpikken.
Arie Storm beweerde geen specifieke inspiratie nodig te hebben, alleen een tijdsschema: van zeven tot twaalf schrijft hij, de rest van de dag blijft over om te lezen. Als ik Etgar Keret moet geloven, gaat hij ’s ochtends op bezoek bij vriend Kobi en diens automatische wapenverzameling, kijkt toe hoe voorgenoemde zich vrijwillig laat stompen en wurgen, baseert een verhaal op hem, haalt een ijsje in de Israëlische grensregio, verliest ’s middags een weddenschap en schrijft tussendoor een verhaal over zijn diensttijd, dat bizar vrolijk uitpakt.
Het probleem is: ik geloof ze niet, de schrijvers met hun inspiratiebronnen. Schrijvers hebben nog wel eens de neiging om dingen te verzinnen. Als ik een inspiratiebron had, een muze zo u wilt, zou ik haar koesteren als een lelie in mijn vijver, beschermen tegen alles van buitenaf en nooit prijsgeven. Om mijn geheime lelie der inspiratie aan het oog te onttrekken zou ik een façade opwerpen. Eenmaal gevraagd over mijn inspiratiebron, zou ik zwijgen over mijn lelie, en haar helemaal voor mezelf houden.
Ik zou iets zeggen over ‘de pont nemen’, ‘er simpelweg voor gaan zitten’, ‘een aftelklokje aanzetten’, ‘het een halve maand wegleggen’, ‘douchen’, ‘met je schrijversgroepje praten’, ‘J.D. Salinger’, ‘havercappuccino’s’, ‘mijn tijdlijn doorscrollen totdat er staat “u bent helemaal bij” ’ en ‘het is ongrijpbaar.’
Het is ongrijpbaar, dat is de bikkelharde waarheid. Je raakt begeesterd of je raakt het niet. Maar goed, bij gebrek aan inspiratie kun je altijd een ommetje maken naar de winkel en zorgen dat je onderweg iets meemaakt, waarvan je denkt ‘Stukje!’
Odyssee II
O, Oergodin, orakel over oceaanoverstijgende oorden,
Onderwijs ons, onwetenden:
ontologieën, oudheden, origines,
Ontlok ons odes, opera’s, operettes of obscuriteiten op olieverf
Ontwerp! Ontwaar objecten onder opperlagen oersteen.
Of open onze ogen, oogwenk ons oorstrelend,
Overdrijf, oogluikenderwijs
Overrompel,
overval ons op onverwachte ongeschiktheden
Ontvrouw, ontman, ontregel, ontwricht,
Oordeel ordeloos, overkom ons,
Onderleg ons, ontstop ons overvol.
O, Oergodin, oreer!

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Melcher Oosterman is een freelance illustrator uit Rotterdam. Zijn werk bestaat vooral uit tragische en humoristische karakters die stiekem als een soort zelfportret fungeren. Naast commercieel werk houdt Melcher zich bezig met persoonlijke projecten zoals het maken van strips, bedrukken van t-shirts en het brouwen van bier.