Vanuit de verte is het net een vakantie in Frankrijk. Maar van dichtbij is de situatie minder rooskleurig. Evangeline Agape spendeerde een paar zomerse weken op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. Tot haar eigen verbazing ontdekte zij daar de kracht van vriendschap en vond ze wat daarvoor zo ver te zoeken leek: plezier, verbinding en een einde aan de isolatie.
De verpleger die mijn bloed komt prikken heeft turquoise haar. Ik vraag hem naar zijn naam en zijn sterrenbeeld. ‘Bas en Waterman’, zegt hij. Maar hij gelooft meer in Chinese horoscopen.
Na het gebruikelijke rondje – temperatuur meten, bloeddruk etc. – blijven Romy en ik achter in onze ziekenhuiskamer. ‘Je hebt geluk', zegt ze. ‘We hebben een kamer voor vier en voorlopig blijven we met z’n tweetjes.' Ik weet dat ik dat heb, geluk. Ik heb de artikelen over maandenlange wachtlijsten in de psychiatrie ook gelezen.
De reacties vanuit mijn omgeving zijn onder te verdelen in twee kampen. De ene helft zegt ‘wat goed van je dat je dat doet, hopelijk helpt het’ en de andere helft is vol ongeloof: ‘Het ging toch hartstikke goed? Oké ja, je had even een dip, maar een opname is wel heel drastisch.’
En ja, het ging ook goed. Niet zo van mwah ja, het gaat wel op zich best oké. Nee, het ging écht goed. Nieuwe stad, nieuw huis, single… Het leven was mooi, spannend!
De hermetisch afgesloten dozen in mijn hoofd besloten allemaal tegelijkertijd te ontploffen. Ik had er geen grip meer op.
En toen kwam corona. En toen kwam de stilte. En toen kwam de hamer. De hermetisch afgesloten dozen in mijn hoofd besloten allemaal tegelijkertijd te ontploffen. Ik had er geen grip meer op, lag hele dagen in bed voor me uit te kijken. In eerste instantie ga je als ieder verstandig mens het rijtje af: zijn vast gewoon hormonen, ik moet eigenlijk ook gewoon meer groenten eten en op tijd naar bed. En al die schermen de hele tijd, dat kan vast niet goed zijn. Misschien ook eens een rondje meer hardlopen, dan is het zo over.
Alleen was het niet ‘zo’ over. Een maand ging voorbij, een tweede. Mijn moeders gemiste oproepen stapelden zich op. Ik was zo trots op het blijven rennen, blijven doorgaan, dat ik de betonnen muur niet zag opdoemen. En nu lag ik op de grond, uitgeput. Zo uitgeput dat ik soms dacht: als ik nou een ongeluk kreeg… een kleintje maar… waardoor ik even een maand in het ziekenhuis kon liggen en even helemaal niks meer hoef.
De psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. In mijn hoofd zette ik me schrap voor een stoet aan mompelende oude vrouwtjes, een verstrooide professor en toch zeker één iemand in dwangbuis op de eerste dag. Niks lijkt minder waar. Van geen enkele persoon die ik op de eerste dag ontmoet kan ik raden wat er precies aan de hand is. Het lijkt een stilzwijgende afspraak dat je er niet naar vraagt.
‘Is dit je eerste keer hier?’ vraagt Maxime, een man van midden dertig. Het is de enige manier om te peilen wat iemand hier doet. Hij is er zelf sinds twee weken. Als later die week mijn zonnebloemen dreigen te verslappen, ontfermt hij zich erover. ‘Ik was vroeger bloemist.’
‘Maak je geen zorgen, iedereen helpt elkaar hier.’ Dat blijkt ook zo te zijn.
Zo val ik van de ene verbazing in de andere. ‘Het is je eerste dag hè?’ zegt een andere jongen tegen me in de tuin. ‘Maak je geen zorgen, iedereen helpt elkaar hier.’ Dat blijkt ook zo te zijn: ik krijg van verschillende mensen te horen welke douche het fijnste is, wie van de verpleegsters je het best kunt vermijden en dat je je toetjes kan bewaren in je koelkast, ook al mag dat niet (‘maar ze checken dat toch nooit’).
En dan, van de ene op de andere dag, mag er geen bezoek meer langskomen. Corona. Het nieuws slaat op de afdeling in als een bom. We zoeken manieren om het puin te ruimen. We helpen elkaar als iemand stiekem tóch bezoek ontvangt. We houden de wacht op een afgesproken plek, achter het hek van het ziekenhuis, en waarschuwen als er een verpleger aankomt.
Yara vraagt of ik een spelletje meespeel. De zon schijnt op het binnenplein. Als je ons zo zou zien zitten rond de tafel - voeten in slippers, verschillende flesjes zonnebrand om ons heen - lijkt het een doorsnee camping in Zuid-Frankrijk. Behalve als Eddy vraagt ‘of het al pillentijd’ is. Yara wint het gezelschapsspel. Maxime zegt: ‘Kijk hoe gelukkig ze erover is!’ Ze antwoordt: ‘Daarvoor zijn we hier toch?’
Het besef doemde in die periode bij ons allemaal op: meer dan medicijnen, dan therapie en schilderen over je gevoelens, hebben we andere mensen nodig.
Er worden vriendschappen gesmeed die zomer. Vriendschappen die nu, een half jaar later, nog steeds in stand worden gehouden. Het besef doemde in die periode bij ons allemaal op: meer dan medicijnen, dan therapie en schilderen over je gevoelens, hebben we andere mensen nodig. Mensen met wie je lacht om grappige filters, mensen die elkaars haar vlechten, mensen met wie je kan praten over de persoon met wie je aan het daten bent.
De coronacrisis heeft voor de hele wereld duidelijk gemaakt: isolatie maakt je ongelukkig. En depressie isoleert je. Doet je voelen alsof je de enige in de wereld bent met een brein dat vergeet hoe geluk wordt gemaakt. Daar, in de psychiatrie, merkte ik dat ik lang niet alleen ben. Dat het iedereen kan treffen en dat het oplucht om te weten: ik ben niet alleen. En dat klopt. Je bent niet alleen.

Evangeline Agape (@kriebelsessies) is illustrator en sociaal werker. Haar passies zijn kunst, kinderen, de kerk en karamel zeezout chocolade. Daarnaast vind je haar waarschijnlijk ergens op de trein tussen Utrecht en Antwerpen.

Femme ter Haar is illustrator en animator. Ze fietst rond door haar woonplaats Utrecht met een schetsboek vol krabbels en een hoofd vol ideeën. In haar werk zoekt ze naar manieren om juist datgene dat moeilijk onder woorden is te brengen te verbeelden, om zo de onbegrijpelijke wereld om haar heen iets beter te begrijpen.