Laatst kwam er een monteur bij me langs en werden allerlei zaken af- en opgemonteerd. Ik zeg ‘opgemonteerd’ niet ‘opgemonterd,’ want monter word je niet van zo’n bezoek.
‘Ik heb mezelf altijd behandeld als een machine,’ zegt de monteur terwijl hij onder de motorkap kijkt. ‘Is er iets mis, dan zoek je de onderdelen, en dan repareer je het.’ Onderdelen als buisjes, een pomp en draadjes glimmen in hun naaktheid. Ik wil me verontschuldigen voor de zooi die ik ervan gemaakt heb, maar ik zwijg en geef een inbussleutel aan, de verkeerde.
‘Loopt de boel niet, dan stop je er wat olie in. Simpel als wat.’
De monteur rommelt langdurig. Ik geef een tang aan, ook de verkeerde. Hij schroeft een filter los. Er wellen bubbeltjes olie uit op.
‘Alles kan gemaakt worden als je maar wilskracht hebt, en je handen vuil wilt maken.’ De olie borrelt nu krachtig, een volmaakte geiser gutst in het rond. Met veel moeite stelpen we de wond.
‘Als kind kreeg ik paniekaanvallen,’ zegt de monteur ineens. Het regent nu vonken, de twee draadjes in zijn handen raken elkaar. Ik hoor drie klikjes, de motor schokt en stopt dan. De monteur vervolgt, terwijl hij rustig een liter koelwater in een buis gooit: ‘Ze stopten van die dingen in me die zouden moeten werken, bètablokkers. Een ramp. Ik was doodop en zo stoned als een garnaal.’
Ik kom niet verder dan ‘Jezus, wat naar’ en een rol tape aanreiken.
‘Het goede nieuws is,’ zegt hij, ‘alle onderdelen zitten er.’
‘Nu heb ik nog steeds wel last van dingen,’ zegt hij terwijl hij een draad met tape inzwachtelt. ‘Daarvoor heb ik van die gesprekken gehad met een of andere fancy naam. Dat werkt stukken beter. Nu denk ik niet meer dat alles te maken is, of dat ik alles móét maken. Ik heb dyslexie, snap je, ik leerde pas lezen op mijn zevende, heb ik me veel voor geschaamd als kind. Die paniek hielp ook niet, uiteindelijk heb ik het wel geleerd, maar het komt nooit op een écht niveau. Whatever, ik ben monteur geworden. Heb je hier ontvetter?’
Ik peins over zijn woorden. Ik denk aan mijn studie psychologie, ooit had ik een college over kinderen met niet-aangeboren hersenletsel, bijvoorbeeld na een val of een ernstige klap. Het kon twee kanten opgaan met hun ontwikkeling, leerde ik. Óf compensatie: andere bedradingscircuits in het brein nemen het beschadigde deel over en de kinderen kunnen goed meekomen op school. Óf growing into deficit: de beperkingen van de kinderen werden groter en groter, al deden hun breincircuitjes nog zo hun best. Hoe iets gerepareerd kon zijn en toch volkomen stuk, dat maakte me onwijs somber. Ik geef hem de ontvetter.
‘Het goede nieuws is,’ zegt hij terwijl hij de motor ontvet, ‘alle onderdelen zitten er. Ze start, ze loopt goed, alle circuits zijn van goede kwaliteit.’
‘En de reden dat mijn metertjes en lampen het niet doen?’
‘Het slechte nieuws is, in de loop der jaren gaan mensen aan zo’n systeem klussen. Ik denk dat iemand een draadje verkeerd heeft aangesloten.’
‘Wat?’
‘Het ligt niet aan het model. Het ligt aan hoe ze gebruikt is. Al járen. Ik zou alleen niet weten wélk draadje het ’m in zit of hoe dat anders zou moeten. Ik bedoel: dit is wat je hebt. Het is alleen verkeerd bedraad.’
Plotseling ga ik harder praten. ‘Ze is goed bedraad,’ zeg ik, ‘Ze is helemaal goed bedraad.’
Gesprekken met een echo
Ze zeggen dat leegte geen vorm heeft
dat het is zoals water
overal in sijpelt en zich gelijkmatig verspreidt
tot de leegte in alles is - alles is.
Maar is het eigenlijk niet zoals ijspegels?
Lang en groeiend en druipend omlaag
draag ik pegels onder mijn neus en mond, op elk van mijn wimpers winter.
Noem mijn blik doorborend
noem mijn oogopslag slag
noem het ruimte maar voor wie er in gevangen is gevangenis.
Of
is het niet als oppervlaktespanning?
Druppels bollend over dunne randen, overtallig
vocht zonder beker, een volume zonder meter bij meter bij meter
noem het inverse leegte.
In mijn leegte kwam ik jou tegen,
het had bijna gepast, maar de jouwe was onmiskenbaar ovaal.
Nu weet ik dat leegte net als al wat een vorm heeft vorm heeft.
Ze zeggen dat leegte geen vorm heeft maar de mijne is rond.
Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.
Melcher Oosterman is een freelance illustrator uit Rotterdam. Zijn werk bestaat vooral uit tragische en humoristische karakters die stiekem als een soort zelfportret fungeren. Naast commercieel werk houdt Melcher zich bezig met persoonlijke projecten zoals het maken van strips, bedrukken van t-shirts en het brouwen van bier.