Menstruatie is stil en onzichtbaar. We kijken weg en gaan door. Maar wat als dat niet langer kan? Wat als het bloed de samenleving binnenstroomt en ons verdrinkt? Esther De Soomer onderzoekt hoe de maatschappij dan reageert.
- 14 -
Aanvankelijk was Selma ervan uitgegaan dat de ontregeling een persoonlijk probleem was. Ze was er discreet over gebleven. Ongemakken bestreed je niet door erover te klagen of ze wereldkundig te maken via sociale media. Dus verbeet Selma de krampen en zette ze haar dagelijkse bezigheden voort. Naar de dokter ging ze niet. Die zou haar toch maar naar huis sturen met de boodschap dat het vanzelf weer voorbij zou gaan. Het was tot nu altijd vanzelf voorbijgegaan.
Enkel aan Manu had ze het terloops verteld, op dag acht. Die had een grapje gemaakt en toen thee voor haar gezet. Daarna hadden ze erover gezwegen. Maar na twee weken, op het moment dat heel wat artsen hun eigen toestand niet meer konden verklaren, bereikte de ontregeling de nieuwskolommen. Daar las Selma dat de hele menstruerende bevolking op dezelfde maandag ongesteld was geworden. Niemand was sindsdien gestopt met bloeden.
Manu had gezegd: ‘Ik had al schrik dat je het verzonnen had.’ En, toen ze daar niets op wist te zeggen: ‘Heb je last?’
‘Het is veel,’ zei Selma, ‘meer dan anders.’
‘Misschien is het daarna gedaan voor een paar maanden.’ Het moest luchtig klinken, maar hij keek zoals wanneer hij overvallen werd door het vermoeden dat ze hem vroeg of laat onder een vergezocht voorwendsel zou verlaten. Is het zo moeilijk om mij te geloven?, vroeg Selma zich af. Maar ze glimlachte. Dat stelde hem gerust.
Toen ze naar de supermarkt wilde vertrekken, nam Manu de boodschappentas uit haar handen.
‘Ik ga wel,’ zei hij. ‘Ik breng extra tampons mee.’
Hij kwam terug met twee kilo verse spinazie en zonder tampons. Die waren uitverkocht, net zoals de maandverbanden en de cups.
‘Wat nu?’ vroeg hij.
‘Ik vind er wel iets op,’ zei Selma. Ze trok zich terug in de badkamer. Ze zat op de wc-bril en keek naar filmpjes over wasroutines, plooitechnieken en geurwerende stoffen. Uiteindelijk behielp ze zich met gescheurde handdoeken.
Toen ze de badkamer verliet, hoorde ze Gloria zingen vanuit haar bed. Selma zong mee terwijl ze het meisje optilde en dicht tegen zich aan drukte. Gloria vouwde haar armpjes om Selma’s nek om zich vervolgens los te maken uit de omhelzing. Ze keek ernstig.
‘Mama,’ zei ze, ‘je ruikt raar.’
- 19 -
Selma’s nachtlampje stond op de keukentafel. De lampenkap was eraf gehaald en vervangen door rood crêpepapier.
‘Wat stelt dit voor?’ vroeg ze aan Manu nadat ze zich verschoond had.
‘Het is een actie,’ zei hij. ‘Vannacht is het volle maan. Overal zetten mensen rode lampen achter hun raam. Uit solidariteit. Omdat er niets gedaan wordt.’
‘Meen je dat nu?’
‘Vind je het niet goed?’ Hij klonk onzeker.
Onder acties verstond Selma doorgaans: naar de supermarkt gaan en de punten die op de laatste stafvergadering beslist waren uitvoeren en tweedehandskleren bestellen voor Gloria want die groeide zo snel en een rapport opstellen over de extra inspanningen om de kwartaalcijfers te verhogen. Plots waren acties geworden: handdoeken scheuren en spinazie eten en rode lampjes voor het raam zetten.
Het was informatie die op geen enkele manier in verband leek te staan met haar toestand, hier, op het vasttapijt van haar kantoor
De ontregeling was intussen een terugkerend item in de journaals geworden. Het ging gepaard met metrieken over ijzerwaarden en debiet. Dat lag hoger dan tijdens een gewone menstruatie en kon daarom leiden tot tekorten. Een farmabedrijf was een onderzoek gestart waarbij vrouwen hormonen toegediend kregen. De overheid wenste niet financieel bij te dragen. Dokters legden met de gezichtsuitdrukking van geleerde mensen uit dat menstruatie geen ziekte is.
‘U en ik zijn toch ook aan het werk,’ had de minister van Volksgezondheid een journaliste toegebeten, die haar erop gewezen had dat er al mensen met bloedtekorten in het ziekenhuis waren beland.
Selma had haar wrevel over dat alles niet geuit. Ze had de absurde grafieken en de gebrekkige maatregelen aanvaard. Ze had een pijnstiller geslikt en haar bezigheden verdergezet. Ze had Manu spinazie voor haar laten kopen, lieve, onbeholpen Manu met zijn goede bedoelingen. Maar het rode nachtlampje maakte de ontoereikendheid van al die dingen zo leesbaar, dat ze de lampenkap aan stukken scheurde. Manu stond bedremmeld te kijken naar de resten van zijn knutselwerkje.
‘Waarom ben je zo boos?’ vroeg hij.
De volgende dag speelde Gloria met het crêpepapier. Ze snipperde het in kleine, rode stukjes, die Manu nog lang na deze periode zou tegenkomen bij het stofzuigen.
- 23 -
Het flauwvallen was niet onaangenaam, enkel het ontwaken voelde een moment lang ongemakkelijk, door de krampen. Terwijl ze languit liggend keek naar de plafondtegels dacht ze aan de metrieken die dagelijks het nieuws passeerden, bijvoorbeeld dat de gemiddelde menstruerende mens intussen een halve liter bloed verloren had. Het was informatie die op geen enkele manier in verband leek te staan met haar toestand, hier, op het vasttapijt van haar kantoor.
Toen ze op de achterbank lag, op een badhanddoek, dacht ze even aan het rapport over de kwartaalcijfers dat ze nog altijd niet had afgemaakt. Ze keek naar Manu in de achteruitkijkspiegel. Wanneer had zij voor het laatst gereden? In het kinderzitje naast haar stond een boodschappentas vol spinazie en appelsienen.
‘Ik kan ook wel naar de winkel,’ zei ze tegen Manu.
‘Het lukt wel,’ antwoordde hij, en ze vond hem erg lief, ook al kwam die spinazie, die hij onontbeerlijk leek te vinden, haar de strot uit.
Dan dacht ze aan de kinderverzorgsters van haar dochter. Misschien werden zij na het flauwvallen ook opgehaald. Wie bekommerde zich dan om de kleuters?
‘Is Gloria nog in de crèche?’ vroeg ze.
Maar Manu hoorde haar niet. Hij zette de radio luider voor het nieuws. Er was eerst een item over de sputterende economie. Toen kwamen de cijfers over de ontregeling en de tot nu toe tegenvallende resultaten van het hormoononderzoek. De minister van Volksgezondheid kondigde vervolgens aan dat er vanaf morgen bloedtransfusiecentra zouden openen.
In de bermen hoopten de rode lappen zich op
- 26 -
Aan het transfusiecentrum had zich een lange rij gevormd. Er werd gekeuveld. Selma herkende veel mensen uit de wijk: de vrouw die haar lege flessen naast de glasbol zette, de buurvrouw die altijd achter haar raam op de uitkijk stond tot haar man terugkwam van zijn wandeling, de apotheker. Vlak voor Selma stond een meisje dat ze al eens had zien spelen in het parkje om de hoek. Haar vader begeleidde haar. Ouder dan twaalf kon het kind niet zijn.
Het wachten duurde lang. Selma’s benen waren slap en haar onderlijf voelde murw. De gesprekken in de rij begonnen te verstillen. Het meisje voor haar wankelde. Selma stelde voor om in kleermakerszit op de grond te gaan zitten. De vader aarzelde, zette zich er toen bij, nam de hand van zijn dochter vast. Steeds meer wachtenden gingen zitten. Er waren geen toiletten voorzien. Toen het aanschuiven langer dan een uur duurde, begon een vrouw zich in de rij te verschonen. Anderen volgden snel. In de bermen hoopten de rode lappen zich op. Selma hield haar mouw tegen haar neus tegen de geur. Haar blik kruiste die van het meisje, dat net met een van schaamte en ongemak verwrongen gezicht een handdoek aannam van haar vader.
Na drieënhalf uur kwam een verpleegster met een zilvergrijze knot melden dat het transfusiecentrum voor vandaag de deuren sloot. Het bloed was op. Ze mochten de volgende dag terugkomen.
- 30 -
Het leek alsof het Gloria was die haar bij de hand had genomen in plaats van andersom. Ze stonden aan de kassa. Er speelde ijle muziek, in Selma’s hoofd of door de luidsprekers van de supermarkt, dat was niet helemaal duidelijk. Vlak voor de kassa lag een bruinrood plasje. Gloria wees naar uitgestalde Kindereieren in het rekje ernaast.
‘Een andere keer,’ zei Selma.
Voor hen stond een man. Hij draaide zich om zodra hij Selma’s stem hoorde.
‘Dat daar,’ zei hij, wijzend naar het plasje bloed, ‘is dat van u?’
‘Nee,’ zei Selma.
‘Dertig dagen ongesteld!’ antwoordde hij. ‘Wie gelooft dat nu? Wat dat kost! Al die vrouwen die niet willen werken.’
De man was aan de beurt. Hij legde zijn boodschappen op de band en fulmineerde voort. Het was niet meer duidelijk tegen wie hij het had. Selma keek rond. Ze was de enige vrouw in de supermarkt. Alle andere rijen bestonden uit mannen. De kassa’s werden bediend door jongens. Ze wist niet wat te zeggen. Viel er iets te zeggen? Spraken de feiten niet voor zich?
Nee, de feiten spraken niet voor zich.
De man ging verder: ‘En maar doen alsof ze bloeden. De boel bevuilen. En wie moet dat schoonmaken? Terwijl mevrouw thuiszit met de benen dicht?’ Hij mikte zijn bankkaart driftig in de betaalterminal. ‘Zelfs de minister bolt het af! En dan nog verwachten dat wij bloed doneren ook. Na een hele dag werken!’
De minister van Volksgezondheid had de dag voordien haar ambt afgestaan nadat ze tijdens een persconferentie over het geflopte hormoononderzoek een vraag kreeg over de slechte organisatie van de transfusiecentra, en was flauwgevallen. Vervolgens had ze zelf een spoedtransfusie gekregen, ondanks alle beloftes dat de volgorde van de wachtrijen strikt gerespecteerd zou worden. De partijgenoot die haar opvolgde had meteen beloofd dat hij orde op zaken zou stellen.
Sommige bloedplassen zouden nooit groot genoeg zijn om ernstig genomen te worden
De man keek Selma aan. Dit was het moment waar ze al een paar dagen naar uitkeek: alleen de deur uit met Gloria, zelf boodschappen doen, beslissen wat er op tafel komt. Hoe viel haar dadendrang nog te redden? Ze wendde zich af van de man en nam de volledige verpakking met Kindereieren uit het rek. Gloria kneep verheugd in haar hand. Haar warme vingertjes. De eieren gleden naar de kassier toe. Het was een aanblik waar Selma tevreden van werd, alsof elk Kinderei Gloria verder zou behoeden voor het opgroeien.
Kort daarna vergleden de muziek en de schelle supermarktkleuren tot een brij in haar hoofd. Toen ze bijkwam, zat Manu aan haar bed.
‘Er is geen bloed meer,’ zei hij met een blik vol verlatingsangst. ‘Ze gaan de transfusies stopzetten.’
- 36 -
Gloria had voor Selma een troon van handdoeken gemaakt. Zo wilde ze naar een filmpje over varkentjes kijken: Selma op de handdoeken, en zij op Selma’s schoot.
Na drie minuten werd de kindervideo onderbroken voor een dringend bericht van de minister van Werk. Hij betreurde het disproportioneel hoge arbeidsverzuim onder mestruerenden en kondigde aan dat menstruatie vanaf morgen geen geldige reden meer was om niet te komen werken. Dat was het vroeger trouwens ook niet. Er kwam nog een grafiekje, niet over debiet en ijzerwaarden, maar over de actieve vrouwelijke bevolking, die met zestig procent was afgenomen.
‘Waar is het varkentje?’ vroeg Gloria, en Selma vroeg zich af of ze moest vertellen dat zoveel mensen geweigerd hadden om te doneren dat er intussen geen transfusies meer plaatsvonden, en dat het zorgpersoneel dubbele shifts draaide omdat zo goed als de helft van de collega’s niet meer kon werken, en dat er doden gevallen waren, waaronder kinderen, die al bij al maar een beetje ouder waren dan Gloria. Dat was allemaal gebeurd, ook al werd daar in het nieuws niets over gezegd. Maar Selma had niet de kracht om zich op te winden en bovendien leek het haar goed als Gloria nog een beetje klein kon blijven. Daarom zei ze: ‘Het varkentje komt binnenkort.’
Manu kwam laat thuis. Hij zei niets. Hij nam Gloria van Selma’s schoot en stopte haar in. Even later tilde hij Selma op uit de zetel, droeg haar de trap op, legde haar in bed, en bedekte haar met vele dekens, tegen de rillingen die de laatste dagen steeds erger waren geworden. Ze zag hoe hij zich uitkleedde. Hij had blauwe vlekken op zijn armen.
‘Ik ben naar een ruilbeurs geweest,’ zei hij. ‘Ik heb gedoneerd en geprobeerd om te ruilen voor je bloedgroep, maar die was er niet. Misschien morgen.’
Selma voelde haar broek tegen haar billen kleven.
‘Manu,’ vroeg ze, ‘wil je mij verschonen?’
- 38 -
Gloria had de plastic lepel gekozen die Selma destijds gebruikt had om haar de eerste papjes te geven. Nu voederde Gloria haar. Alweer spinazie. Ze kreeg nauwelijks een hap door haar keel. Het is niet te geloven, dacht ze. Als ze me dit een paar weken geleden hadden gezegd, zou ik ze gek verklaard hebben.
In haar hoofd schoven beelden over elkaar. De rode lappen in de berm. De man uit de supermarkt, die het ook niet kon geloven. Sommige bloedplassen zouden nooit groot genoeg zijn om ernstig genomen te worden.
Selma stak haar hand uit naar Gloria, streelde het kinderarmpje. Dat armpje te kunnen vasthouden, de malsheid ervan te kunnen bewaren.
Ze probeerde zich voor te stellen wat het betekende om wakker te zijn
Naast hen prutste Manu aan een zakje met varkensbloed dat hij ergens op de kop had getikt. Toen zocht hij een tutorial op zijn telefoon. Het filmpje werd onderbroken door een regeringsmededeling.
‘Wat zeggen ze?’ vroeg ze aan Manu.
‘Dat de vrouwen vandaag weer niet zijn komen werken,’ antwoordde hij. ‘En dat er sancties volgen. Er komt een verbod op bloeden.’
‘Een verbod op bloeden?’ zei ze verbaasd. Ze moest zelfs lachen. Manu lachte mee. Heel eventjes heerste er een onbezorgde sfeer.
Toen nam Manu de naald. Hij probeerde haar ader te raken. Opnieuw lukte het niet. Selma’s huid was bleek en blauw.
- 40 -
‘Hoe lang heb ik Gloria nu al niet meer gezien?’ vroeg Selma.
‘Gloria slaapt,’ zei hij. ‘Ze heeft je zojuist nog ingestopt.’
Selma probeerde het zich voor de geest te halen. De warme handjes, de natte kusjes. Alles was donker.
‘Ja,’ zei ze dof.
‘Morgen zingt ze ons zeker wakker,’ zei hij.
Ze probeerde zich voor te stellen wat het betekende om wakker te zijn.
Hij kwam bij Selma liggen. Het laken was zwaar en geurde weeïg. Hij sloeg zijn armen om haar heen.
‘Je hebt het koud,’ fluisterde Selma.
‘Nee, dat ben jij.’ Hij zei het zacht, zoals je een kind verbetert. Hij wreef over haar handen, haar dijen. Hij blies zachtjes in haar nek. Ze ademde oppervlakkig. Even ging hij over haar hangen. Hij kuste het kille zweet van haar voorhoofd, begroef zijn neus in haar wangen. Zijn vingers streelden over haar bleke lippen. Uit het laken trok het bloed in zijn broekspijpen, in zijn hemd.
Zo lagen ze lange tijd. Hij liet Selma niet los, ook niet toen haar lichaam tegen de ochtend stijver werd en Gloria in de naastgelegen kamer begon te zingen.

Esther De Soomer (1986) schrijft proza in haar moedertalen Nederlands en Duits. Haar werk verscheen in literaire tijdschriften en publicaties in beide taalgebieden, onder meer in De Gids, De Groene Amsterdammer en Kluger Hans. In 2018 nam ze deel aan de Autorenwerkstatt Prosa van Literarisches Colloquium Berlin, in 2019 werd ze genomineerd voor de Anil Ramdas Essayprijs.

Roza Robein (1990) is beeldend kunstenaar. Werk maken is voor haar een manier om het leven, vaak met humor, tegemoet te treden. Handtasjes, gekke hondjes, glitters en glimmers doen haar hart sneller kloppen en zijn vaak prominent aanwezig in haar tekeningen.