‘Volwassen worden is zorgen voor’ luidt de wijsheid waar de hoofdpersoon in dit verhaal zich aan vasthoudt. In Groeipijn laat Tim Kobussen zien hoe hoe er een steeds letterlijke invulling aan die wijsheid wordt gegeven in een studentenkamer.
De eerste kleur in Fleurs nieuwe kamer is het verse lichtgroen van het steeltje. Het verbaast haar dat het zichzelf kan dragen, zo dun is het. Na een paar dagen gooit het twee eerste blaadjes uit, die lichtjes trillen in de tocht.
Ze krijgt het plantje van haar ouders op de dag dat ze haar studie biologie begint – een cadeau voor haar nieuwe studentenkamer, vierhoog in een buitenwijk. In de kamer past niet meer dan een eenpersoonsbed, een kast en een klein houten bureau. Haar herbarium uit de derde heeft ze meegenomen, de dode bloemen netjes en methodisch op het papier geplakt. Ze had er een tien voor gekregen.
Uit de droge aarde van de pot steekt een kaartje: ‘Volwassen worden is zorgen voor.’
Pogingen toen ze zes was: de vis genaamd Vis die haar vader vond in de kast, de schubben van het ingedroogde beest plakkend aan haar onderbroeken. Haar cactus, rot en verstrengeld met het gordijn. Het vriendinnetje dat ze had uitgekleed in de badkamer, wiens vlees ze had gevoeld en die haar daarna niet meer had willen zien.
Na nog twee dagen is het plantje zo hoog als een gebalde vuist, na een week komt het tot haar knieën, binnen twee weken tot haar heupen. De stam verhardt, verkleurt, krult als een spiraal omhoog.
Volwassen worden is iets grootbrengen
Ze moet drie keer per week naar de universiteit, als ze thuiskomt is de grond van de pot droog en hangen de bladeren naar de grond. Een keer vindt ze een verkleurd blad, dat versnippert wanneer ze het aanraakt. Ze stopt met naar college gaan. Volwassen worden is iets grootbrengen.
Fleur schraapt restjes van haar bord en verkruimelt ze rond de stam, die groeit tot de omtrek van een jonge boom. Ze krabt verf van de muur, strooit koffiedrab over de aarde en plukt onkruid van straat. Bladeren zo groot als waterlelies verlagen het plafond. Na drie weken breekt de klei, de wortels strekken zich uit om de aarde bijeen te houden.
Volwassen worden is zorgen. Fleur lift een tegel uit haar straat en graaft met haar handen in de bruine, samengedrukte aarde. Ze zaait stevige kluiten grond over de vloer. Haar laken zit vol donkerbruine vlekken.
De boom, het moet toch een boom zijn, groeit meer takken, waardoor het overdag lijkt te schemeren in haar kamer. Steeds meer beweegt ze op de tast, tot de plant zo dicht begroeid is dat de zon niet meer binnendringt. Als ze lang genoeg stilzit, ziet ze nog net hoe de wortels zich als wormen over de grond voortbewegen.
Fleur slaapt veel. Ze eet van de bladeren en zit urenlang op de grond, tot ze niet eens meer de moeite neemt om in bed te gaan liggen. Stukjes aarde kleven als broodkruimels in haar mondhoeken, pluizige plekken groeien op haar kaken. Ze trekt aan de wortels die door het cement zijn gebroken, haar handen tot haar ellebogen in de aarde. Daar blijft ze liggen, tot ze voelt dat een niet onaangename pijn aan haar trekt.
Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het tweede Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. De resultaten daarvan vind je deze en volgende week op Hard//hoofd. Frann de Bruin maakte het beeld bij deze teksten.

Tim Kobussen is freelance journalist en werkt onder meer voor de Volkskrant en regionale titels van Mediahuis. Sinds zijn twaalfde schrijft hij verhalen. Die begonnen met veel explosies en fantasie, maar inmiddels is vooral dat laatste nog over. Zijn droom is om verhalen in boekvorm te gieten.

Frann de Bruin brengt in haar werk thema's als de belevingswereld van een mens, herinneringen, mystiek en de natuur tot leven. Haar werk wordt omschreven als filmisch en mysterieus en ze houdt ervan traditionele technieken te mixen met digitale illustratie.