Eva van den Boogaard lijkt op iemand die ze nooit gekend heeft. Via een persoonlijke brief en een angstaanjagende gebeurtenis leert ze hem toch een beetje kennen.
Beste Bernard,
We kennen elkaar niet. Ik schrijf je omdat ik iets gedaan heb waar ik niet trots op ben, iets waar ik me misschien zelfs voor schaam. De enige persoon in mijn omgeving die er ervaring mee heeft, ben jij.
Een brief aan jou schrijven is niet zo eenvoudig omdat ik je niet ken en ik je ook niet meer in levenden lijve kan ontmoeten, aangezien je al meer dan dertig jaar dood bent. In de trein op weg naar Twente moest ik aan je denken. Vermoedelijk komt het door jou dat ik geen oorlogsfilms kan kijken zonder nachtmerries te moeten verdragen, dat ik nerveus word van zo ongeveer alle soorten geluid, ondanks dat ik net zoals jij slechthorend ben, en dat ik podcasts luister over intergenerationele trauma’s en immateriële erfenissen.
Jij was de vader van mijn moeder. Volgens haar vertelde jij nooit over de oorlog. Als Poolse soldaat was je in de jaren veertig via Roemenië, Schotland en Frankrijk in Nederland terechtgekomen om Breda te bevrijden. Mijn moeder vertelde dat je vroeger wel met haar neef had gesproken over de jaren in het leger, maar dat je vrouw het je verboden had nadat de jongen slapeloze nachten had gekregen van de verhalen die je vertelde. Als kind heeft mijn moeder je gevraagd of je weleens iemand had gedood. Je wilde niet antwoorden. In plaats daarvan stelde je een wedervraag: ‘Als iemand tegenover je staat met een wapen, klaar om je dood te schieten, en je hebt zelf ook een wapen in je hand. Wat doe je dan?’
Er was geen dreiging, ik had niks te vrezen daar, en toch ging ik zo de trekker overhalen
‘Hij is geladen,’ zei Oscar die me het pistool aanreikte. Zijn hoofd was kalend, zijn handen groot. Ik schatte hem een jaar of twintig ouder dan ik. Zijn Twentse tongval herinnerde me aan onze locatie: een schietbaan in Haaksbergen. Een schijnbaar veilige omgeving waar met gevaarlijke voorwerpen wordt gewerkt. Om het knallen van de pistolen wat te dempen had ik mijn gehoorapparaat uitgezet.
Het voelde vreemd om daar te staan. Ik had mezelf weleens pacifist genoemd, want ik ben in principe tegen geweld. Als alle mensen met wie ik mijn principes deel dat zijn, en onze vijanden niet, dan hebben we een probleem. Een paar weken geleden kreeg ik ineens het gevoel dat ik me moest kunnen verdedigen. Ik weet niet wat de toekomst gaat brengen. Een klimaatcatastrofe (jou waarschijnlijk nog geheel onbekend), een derde wereldoorlog misschien. Maar ik vertelde niemand dat ik met het schaamrood op de kaken het antwoordformulier op de website van de schietbaan had ingevuld. Een webpagina waar ‘echte vuurwapens’ werden aangeprezen, een wereld waar ik niks mee te maken wilde hebben, maar die ik nu toch moedwillig opzocht.
‘Daarachter is het doelwit,’ zei Oscar terwijl hij naar het einde van de baan wees. Er hing een plaat waarop een zwarte cirkel te zien was met ringen en cijfers. Het leek een beetje op een dartbord, maar dan had ik een pistool in mijn hand in plaats van een gekleurd pijltje. Ik dacht aan films waarin je weleens ziet dat mensen op een zwart ingekleurd silhouet schieten. De vorm van dat doelwit bestond toch onmiskenbaar uit armen, benen en een hoofd. Ik vroeg me af hoe het zou voelen als het een gezicht met ogen, wimpers en pupillen was geweest, met een haarkleur, een moedervlek en lachrimpels in de wangen opgelopen tijdens middagen met vrienden.
Ik keek naar de zwarte cirkel, een weerloze vlek op een wit bord. Er was geen dreiging, ik had niks te vrezen daar, en toch ging ik zo de trekker overhalen.
Het engste vond ik dat het na tien keer schieten niet meer eng was
Je overleed na een leven lang sigaretten roken op tachtigjarige leeftijd aan longkanker. Als ik me op de verhalen uit onze familie baseer, zie ik iemand voor me die zowel zacht en lief is, als kapot. En iemand op wie ik als kind leek. Het verhaal doet de ronde dat tante Jo uitriep: ‘Och, het is net ons Bernard,’ toen ze mij als baby kwam bezoeken. Als ik naar foto’s kijk is het niet te ontkennen dat ik als nuljarige baby trekken had van jou, de 78-jarige Poolse man die mijn opa was.
In onze familie wordt geen Pools gesproken. De Poolse cultuur werd vakkundig uit het dagelijks leven van mijn moeder geweerd, ondanks dat er op papier niets was om je voor te schamen, behalve dan misschien een Duitse achternaam. En zelfs die kreeg je doordat Polen in het verleden al eerder door Duitsland bezet was geweest. Er kwam een monument in Breda voor de Poolse soldaten. Na je dood kreeg je een medaille, overhandigd in een land waarin de mensen om je heen een taal spraken die je niet verstond, en geluiden maakten die je niet kon horen.
‘Hij had heimwee naar de Poolse bergen,’ vertelde mijn tante me. ‘Hier werkte hij in de Ericsson-fabriek aan de lopende band om telefoons in elkaar te zetten, zes dagen per week. Telefoons die hij zelf niet kon gebruiken.’ Pas toen ze eraan toevoegde dat het huwelijk tussen jou en mijn oma niet bepaald liefdevol geweest was, begon ik me af te vragen waarom je in godsnaam gebleven was.
‘Omdat ie in Polen afgemaakt zou worden,’ antwoordde mijn tante zonder verdriet in haar stem.
Dat je niet hield van ‘de Russen’ die in de jaren veertig je vaderland voor de zoveelste keer toe-eigenden, wist ik al. Maar dat je landgenoten geëxecuteerd werden toen ze na jaren vechten voor de geallieerden terugkwamen naar huis, was nieuw. Het verklaart waarom je weg had moeten blijven van de bergen, je familie, je moedertaal.
‘Beide duimen aan de linkerkant,’ zei Oscar. Ik focuste op de zwarte plaat. Hoe langer ik ernaar keek, hoe minder groot de afstand voelde. Mijn vinger rustte op de trekker, en ik was de afgelopen 31 jaar nog nooit zo dicht bij een vuurwapen of zo dicht bij jou geweest.
‘Neem de tijd.’ De stem van Oscar achter me. Ik voelde mijn armen trillen.
Wat zou je ervan vinden, Bernard, een kleindochter die met een wapen in haar hand gaat staan? Een wapen waarvan ze het geluid niet eens kan verdragen? Het engste vond ik dat het na tien keer schieten niet meer eng was. Het werd gewoon iets wat ik deed, de trekker overhalen, alsof het niets was. Welke beesten kunnen mensen zijn en worden, gewoon door te stoppen met nadenken? Welk beest huisde er in jou, huist er nu in mij?
Je hebt je leven waarschijnlijk een aantal keer op het spel gezet, voor de Goede Zaak, of voor je vaderland. Ik mag me dan misschien schamen, Bernard. Maar dan toch voor mezelf, en niet voor jou.
Liefs,
Eva

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Twinkel Achterberg (1997) is freelance illustrator en woont in Utrecht. Ze maakt speelse illustraties waarin kleuren overlappen en texturen stralen. Inspiratie haalt ze uit kleine bijzonderheden in de wereld om ons heen.