Welk gewricht ik in de sportschool aan het trainen ben is me nog niet helemaal duidelijk, behalve dan een spier voor zelfmedelijden. Maar ik ga sinds kort op doktersbevel naar de gym, officieel wegens “zwakke knieën” maar stiekem noteerde hij volgens mij “zwakke ruggegraat c.q. pijntolerantie”. ‘Fitness is verslavend,’ zeggen mensen (ik weet ook niet wie). ‘Op een gegeven moment geniet je ervan, vooral als je niet meer de hele tijd buiten adem bent.’ Bij binnenkomst in het sportmedisch centrum zie ik direct vier boomlange kasten in alle windrichtingen. Elk exemplaar straalt mannelijke energie en zweet in het rond, puft, hijgt en kijkt intens kwaad. Het lijkt allemaal weinig op iemand die geniet, des te meer op geweld. Vroeger, als ik een jogger voor een rood stoplicht zag pas-op-de-plaatsen met een blik op oneindig zou ik met medelijden hebben gedacht, ‘alweer zo’n slachtoffer van zinloos gekwel.’
Door de jaren heen is mijn respect voor sporters gegroeid, maar mijn verbazing gebleven. Door pijn en ongemak heen gaan, iets bereiken en zodra het lukt weer een nieuw doel stellen: je kunt het repetitief noemen, toch is het ook zelfoverwinning. Maar genieten? Ik krijg een halter, volgens mijn instructeur ‘een goeie om mee te beginnen’, niet eens van het rek af. Ik moet met mijn linkerhand bijsteunen en manoeuvreer me langs een man. Haar in een zweetknot, een lijf als een zalm in een laagje boter, bij zijn ooglid klopt een ader. Hij staat op dezelfde manier, met telkens dezelfde frustratie, een verzwaarde bal tegen de muur aan te gooien. Zonder basket. Zonder een deuk te veroorzaken. Hij doet me denken aan een Sims 2-poppetje dat telkens tegen een wand loopt omdat iemand hem per ongeluk naast de deurpost heeft geprogrammeerd en niemand move_objects_on heeft aangezet. Dat is het, dat is het leven, denk ik ineens: op dezelfde manier met dezelfde frustratie zonder basket een bal tegen de muur aan gooien. Een slecht geprogrammeerd spel met allerlei glitches. Iemand zou die sportschoolman op zijn schouder moeten kloppen: ‘Er is hier geen basket en die muur zal nooit breken. Wat je nu aan het doen bent meneer, heeft echt helemaal geen zin.’ Of wel?
‘JA, HET MOEST,’ lees ik de volgende dag op een plaquette. Ik ben weer te midden van kasten van mannen in alle windrichtingen. Waar ze eerst tracksuits droegen zijn het nu matrozenpakken, de sportschool is de kazerne, de gymtoestellen zijn kanonnen die ter frivole decoratie op het terrein staan. Ik ben bij het Monument der Gevallenen van de onderzeedienst, koninklijke marine, Den Helder. ‘JA, HET MOEST’ staat er in masculiene letters op de steen.
We zijn bij een herdenking van de marinemannen die op submarines stierven in de Tweede Wereldoorlog. Mijn oudoom Lodewijk Laan zat op één van die onderzeeërs. Hij ging in dienst omdat zijn broer al bij de groentezaak werkte en er niet genoeg ruimte was achter de toonbank voor twee. Een andere matroos, Johannes Nagelhout, viel in voor een vriend die die dag ziek was geworden. Die vriend overleefde de oorlog.. Een majoor-dominee probeert de waaromvraag van oorlog te beantwoorden. ‘Het moest. Niet zoals het oppervlakkige moeten omdat een majoor het zegt, nee, dit was het moeten vanuit een innerlijk besef,’ speecht hij. ‘Ja, het moest. Dat is wat wij antwoorden als mensen ons vragen waarom die jongens moesten sterven.’
Op die waaromvraag zou ik een heel ander antwoord geven. ‘Een error,’ zou ik het noemen, een 404. Ik zou betogen dat oorlog voeren het ultieme bal-tegen-een-muur-aan-gooien is, waarbij er af en toe iets geraakt wordt. En hoeveel mensen zijn er niet tijdens oorlogen omgekomen in glitches van friendly fire, ongelukken, 404s, persoonsverwisselingen en nonstrategische gameplay? Al dat zinloze lijden, moest dat? Geef mij maar de sportschool: duizend uur spieren trainen en ze nooit inzetten in het gevecht. Honderd keer gooien en nooit iets raken: lang leve de nutteloosheid. Dat overal ter wereld raak gegooid wordt met projectielen, is misschien wel de grootste glitch van deze hele game.
Slecht geprogrammeerd spel, lots of glitches, 4/10 would not recommend
Er zijn mensen die een sigaret roken om het af te leren
Er zijn mensen die vrijetijdskunde studeren
Er zijn vrouwen die om af te vallen kookboeken kopen
Er zijn mensen die een bedelaar voorbijlopen, twintig euro fooi geven aan de bezorger
Er zijn mensen die een waarzegger vragen of hun man nog van ze houden zal morgen
Er zijn vrouwen in de zorgen die zich blindstaren op bultjes en zonder aarzelen de hobbels van de snelweg op gaan
Er zijn mensen die per auto naar de sportschool gaan, er zijn mannen bang voor hun eigen tranen
Er zijn mensen die telkens op dezelfde manier een bal tegen de muur aan gooien zonder basket
Er is niemand die ze daarop wijst, ze rustig even uit en aan zet
Er zijn mannelijke exemplaren die de vrouwen impregneren met een virus dat hun lichaam overneemt waarna ze er voor gaan zorgen, hun geld erin steken en hun tijd, dit herhaalt zich
Er zijn mensen die dat virus willen
Er is een urban myth van een vrouw die het virus kreeg zonder eerst geïmpregneerd te worden
Er is een cultus omheen gebouwd met miljoenen volgers
Er zijn mensen, er zijn veel mensenmensen op datingsites
Er zijn veel mensen bot, er is een Mental Health-bot die met je sympathizet
Er zijn mensen die een huis met een tuin kopen en die tuin dan betegelen
Er zijn mensen die buiten staan en op hun telefoon kijken of het regent
Er zijn vrouwen die hun borsten namen geven maar hun eicellen niet
Er zijn mensen die liever met hun kat praten dan met de visite
Er zijn mensen die in de stiltecoupé luid en klinkend hun kelen schrapen
Er zijn mensen die geld betalen om zonder al hun spullen in de openlucht te slapen
Er zijn mensen die geld betalen
Er zijn mensen die dingen doen en er geen geld voor vragen
Er zijn mensen die dichten

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Hanneke Rozemuller (1998) is beeldedacteur bij Hard//Hoofd en illustrator. Met dromerige scenes met veel textuur en een beetje absurdisme wil ze een nieuw esthetisch laagje aan verhalen geven.