Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het tweede Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Milou Lang graaft in dit tweeluik naar wormen, gangenstelsels en de geborgenheid die de grond kan bieden. ‘hier duw ik geil zijn in de kluiten aarde / durf mijn vingers te verliezen in slib en schimmeldraden’
Mijn moeder zegt: ‘Wormen hoeven nooit business controller te worden om de huur te betalen’ en ik weet niet wat ze wel moeten, als ik ze zo bezig zie, kronkelend in hoeken zonder doel
I: Regenwormen regenlaarzen modderpoel
goede grond bestaat uit gangen die gegraven zijn
of die je nog graven moet
ik duw mijn handen in de aarde
verf mijn nagelriemen zwart
goede grond is natte grond en vol met regenwormen
ik zie mezelf zo zitten
rode regenlaarzen bruinbevlekte witte rok
kinderknieën hurkend in een modderpoel
ik duw mijn kleine handen door de aarde
knijp de regenwormen fijn
mijn broertje en ik runden een hotel speciaal voor blauwkopwormen
ergens tussen koeien paarden verplaatsten we stenen
kluiten aarde legden regenwormen bij elkaar
voorzichtig ze zijn glibberig, tentakels kinderhanden
verfden roze regenwormen rood
ik duw mijn handen door de modder
nestel mijn hoofd in natte grond
vraag of er iemand is die me binnen laten kan
een zwarte poel, mijn neus in geordende verrotting
achtergelaten hummuskorrels
zachte brij waar mijn wang precies in past
ik wil mijn handen in de modder
overal doorheen
alle vaste grond aan stukken vreten
gevallen blad een dode muis mijn grootouders
ik wil de geschiedenis opeten
Mijn moeder zegt: 'Je moet je handen wassen na het graven' en ik neem een hapje van de aarde, kijk haar aan met zwarte randen om mijn tanden en mijn mond
II: Naakte knieholtes
deze grond is juiste grond
ik adem in schuif mezelf een diepte door
worstel me langs wortels wormen en hun borstelharen
ik maak een kaart van waar het kriebelt
wil alles even heel dichtbij
per vierkante meter tweehonderd regenwormen
zonder kijken gaan we aaien breken steken in de lijven
het is blijkbaar een mythe de worm met het tweede leven
ik wil het grondvocht langs mijn lippen in mijn oorschelp
ik wil het trillen van de aarde van een beest dat jagen komt
het is blijkbaar een mythe dat ze dan denken dat het regent
ik wil nooit meer naakte knieholtes
iemands verdwenen handen
laat me de bodem vruchtbaar maken
ik vraag de stikstofhappers met hun pseudoharten hoe het moet
hoe je omwoelt losbreekt ondersteboven
hoe je zonder alles voelen voelt
ik wil overal dichtbij
ik wil vijftig kilometer graven
ik wil het stiekem zoals regenwormen
glijden om diens vingerstroken
alle twee de man maar ook geen van beide
hier duw ik geil zijn in de kluiten aarde
durf mijn vingers te verliezen in slib en schimmeldraden
kijk me graven
ik ben een grauwe geelstaartworm die zichzelf in dieptes leeft
daar waar je kan verdwijnen in het zoeken en het drijven op je zin
ik mag eruit
ik mag eruit
maar het liefst blijf ik erin
Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het tweede Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. De resultaten daarvan vind je deze en volgende week op Hard//hoofd. Frann de Bruin maakte het beeld bij deze teksten.

Milou Lang houdt zich bezig met ecokritiek. Haar teksten zijn licht absurdistisch, zitten vol diersoorten en ze heeft een fascinatie voor het combineren van het schattige en ranzige. Ze droeg onder andere voor bij NK Poetry Slam en ECOJAM. Ook won ze de Interuniversitaire Literaire Prijs.

Frann de Bruin brengt in haar werk thema's als de belevingswereld van een mens, herinneringen, mystiek en de natuur tot leven. Haar werk wordt omschreven als filmisch en mysterieus en ze houdt ervan traditionele technieken te mixen met digitale illustratie.