Daten met iemand aan de andere kant van het politieke spectrum? Naomi Ronner deed het. Houdbaar? Eeuwigdurend? Nog lang en gelukkig? Nee. Inzichtelijk? Dat zeker. In dit essay beschrijft ze haar ervaringen, en wat haar rechtse minnaar haar liet inzien.
Ik ben links. Progressief. Dochter van een Ethiopische immigrant uit een lange lijn van sterke vrouwen. Daar komt mijn wereldbeeld vandaan, daar komt mijn trots vandaan. Ik koester ze niet als labels of sociale identiteitsetiketten, niet om een imago te creëren of een positie ten opzichte van anderen in te nemen, maar als persoonlijke fundamenten.
Als je mij een jaar geleden had verteld dat ik – uitgerekend ik – verwikkeld zou raken in een korte verhouding met een rechtse man, iemand die zelfs bevriend is met Thierry Baudet en zijn Forum-verleden bewaart als een stoffige trofee, dan had ik je uitgelachen. Niet een beetje, maar schaterend. In geen enkel leven zou zoiets ooit gebeuren.
En toch. Daar waren we dan. P en ik.
In mijn linkse kringen kende ik niemand die met een FVD’er in gesprek zou gaan, laat staan er het bed mee zou delen. Dat dit allemaal speelde tussen P en mij vertelde ik alleen aan een handvol mensen van wie ik wist dat ze me niet meteen zouden veroordelen: mijn zus en mijn hechte vriendinnen. Doorgaans analyseren zij mijn liefdesleven tot op het bot, dus deze verhouding ook. Zij dachten vooral: dit is vast een fase, een avontuurlijk uitstapje in jouw datingleven.
‘Je weet dat je dit niet lang kunt volhouden, hè?’ zeiden ze, al doelde dat net zo goed op de afstand tussen leeftijden, midden dertig en vierentwintig, als tussen politieke overtuigingen. Mijn zus vond hem een griezel en dacht dat hij depressief was, of iets achterhield, nadat hij twee keer achter elkaar onze eerste date op het laatste moment had afgezegd. Bij mijn bredere vriendenkring hield ik het stil, uit angst voor cancel-reflexen. Misschien was het acceptabeler geweest als het alleen om seks ging, dacht ik. Een kink. Sleeping with the enemy. Maar dat was het niet. P was anders. In elk geval anders dan ik had verwacht.
Mijn ouders vertelde ik niets, maar tot een relatie officieel is, bespreek ik mijn datingleven sowieso nauwelijks met hen. Toch voelde dit als een extra grote stapel geheimen: iemand die meer dan tien jaar ouder was én ooit actief was geweest voor de meest fascistische partij van Nederland. Ik kon me moeilijk voorstellen dat mijn ouders hem met open armen zouden ontvangen, en dat is nog eufemistisch uitgedrukt.
‘Maar mij zul je niet op de Dam vinden,’ zei hij
We begonnen er allebei vrijblijvend aan, maar het werd al snel duidelijk dat de wederzijdse interesse niet vriendschappelijk was. Onze gesprekken hadden precies de juiste spanning: hij plaagde mij met mijn ‘linkse klompschoenen’ en mijn ‘VPRO-meisjesidentiteit’, ik hem met zijn allergie voor huisslippers, joggingbroeken en mannen die yoga doen. Tegelijkertijd was er ruimte voor meningsverschillen en een oprecht verlangen om elkaars gedachten te begrijpen.
Na een maand intensief dm’en op Instagram gingen we op een aantal dates. Ik vertrouwde erop dat die soepel zouden verlopen, want onze online dynamiek voelde heel natuurlijk. Met een glas wijn praatten we over havercappuccino’s – hij vond dat van zichzelf een bijzonder progressieve consumptiekeuze –, onze families, hoe hij Baudet had ontmoet, de begindagen van FVD en hoe hij daar op een gegeven moment weer wat van begon af te wijken. Het kwam erop neer dat hij niet meer betrokken was, geen FVD en zelfs geen VVD stemde, maar nog wel goed bevriend was met alle radicale denkers uit zijn studietijd.
‘Een heel goede vriend van mij stemt GroenLinks en studeerde neurowetenschappen. Een andere vriend houdt zich helemaal niet met de politiek bezig en is pianist,’ zei hij om mij gerust te stellen en duidelijk te maken dat niet zijn hele vriendenkring uit fascistische griezels bestond. Toch wist ik niet precies waar hij zelf stond, want hij zei dingen als ‘politiek boeit mij uiteindelijk niet’ en ‘ik heb niet echt politieke ideeën, niet echt een ideologie’ en ‘ik heb geen invloed op de politiek’. Op den duur kreeg ik er een beter beeld van, maar op dat moment, tijdens die eerste dates, vond ik hem gewoon leuk, aantrekkelijk, superintelligent en vooral atypisch.
P was een van de medeoprichters van FVD, nog voordat het een politieke partij werd. In die tijd ging het om intellectuele bijeenkomsten, met lezingen en discussies. De deelnemers waren kritisch over Europa en de euro, beschouwden de Franse Revolutie als een aaneenschakeling van misdaden tegen samenleving, kerk en staat – het product van ‘megalomane waanideeën’. Ze koesterden een romantische bewondering voor de Nederlandse en Europese geschiedenis en waren geobsedeerd door de klassieke oudheid.
Hij kende termen als ‘toxic masculinity' en 'mansplaining'. Maar het patriarchaat? ‘Joh, daar geloof ik niet in.’ Feminisme? ‘Niet mijn heuvel.’ Bij mij gingen gelijk alle alarmbellen af. Toen ik hem vroeg om een uitleg, zei hij: ‘Femicide, de male gaze, de paradox dat vrouwen enorm seksueel moeten zijn enerzijds, maagdelijk anderzijds, dat artsen vrouwen minder serieus nemen, dat onze auto’s alleen getest worden op mannenlichamen, vind ik grote problemen.’
‘Best wel feministische opvattingen, toch?’ antwoordde ik.
‘Maar mij zul je niet op de Dam vinden,’ zei hij.
Wij zouden laten zien dat het wél kon. Dat iemand zoals hij en iemand zoals ik, uit dramatisch verschillende, ideologisch homogene bubbels, samen konden zijn
P bewonderde Bernie Sanders. Vond kapitalisme een ziek systeem. Hij dronk pistachelattes van Starbucks en was ooit in zijn eentje naar een Taylor Swift-concert geweest. Ik kon langzamerhand concluderen dat hij het silhouet had van een stereotype, maar hij brak het van binnenuit open.
P kon alles compartimentaliseren, beweerde hij. Politiek, vriendschap, affectie: het waren voor hem aparte laatjes.
‘Hoe doe je dat?’ vroeg ik hem. ‘Bevriend zijn met iemand die de Holocaust ontkent?’ Hij haalde zijn schouders op.
In Londen bezocht hij een congres van Jordan Peterson. Mijn eerste reactie was: ‘Wat heb je in hemelsnaam te zoeken bij dat figuur?’ Ik probeerde het beeld voor de geest te halen: P en het brein achter GeenStijl (ex-huisgenoot van P), aan tafel met Jordan Peterson.
‘Het is een ontzettend aardige man, maar wel gestoord.’ Daar waren ze weer, de laatjes. Aan de ene kant vond ik zijn ‘laatjes’ bewonderenswaardig. Aan de andere kant begon het te voelen als morele slapheid. Een elastisch geweten.
Mijn kortstondige relatie met P vond deels plaats in Londen, waar ik kort woonde en waar hij me twee keer kwam opzoeken. In een Japanse noodle-tent bespraken we een gendergap-artikel van NRC. Ik denk dat we op dat moment, zonder het hardop te zeggen, een pact sloten. Wij zouden laten zien dat het wél kon. Dat iemand zoals hij en iemand zoals ik, uit dramatisch verschillende, ideologisch homogene bubbels, samen konden zijn.
We fantaseerden voorzichtig over hoe het verder zou gaan, mits het iets zou worden: elkaars vrienden ontmoeten, hij aan tafel bij mijn ouders. Ik probeerde het me voor te stellen, de pijnlijke gesprekken over zijn verleden bij FVD, zijn rol in het verspreiden van dat gedachtegoed, ook al kon hij zich destijds al niet in alle opvattingen vinden. Weer dezelfde vragen als tijdens onze eerste date: hoe kijk je daarop terug? Hoe rechtvaardig je dat? Hij moest toen vooral lachen om die laatste vraag, maar voelde zich ook aangevallen en zei meteen dat hij het vaak oneens was met Thierry, zelfs zo erg dat hij soms wegliep tijdens het gesprek.
Het ene moment hielden we elkaars hand vast alsof we al jaren samen waren, het volgende maakten we in een wijnbar in East London ruzie over klimaat. Ik stampte naar de wc, hij naar buiten voor een sigaret. Vijf minuten later konden we lachen om het personeel dat onze plotselinge ongezelligheid moet hebben opgemerkt.
Dat soort ruzies leek geen toeval: ik lees en hoor steeds vaker hoe jonge vrouwen naar links bewegen, terwijl jonge mannen stilstaan of afglijden naar rechts. Onderzoek toont aan dat politieke gelijkgestemdheid in relaties belangrijker wordt en vaak wordt daaruit iets te makkelijk een conclusie getrokken over polarisatie. Maar dat de politieke overtuigingen van vrouwen in heterorelaties eindelijk even zwaar meewegen als die van hun partner, is ook de logische nasleep van vrouwenemancipatie. Er wordt minder dan vroeger verwacht dat vrouwen zich schikken; zij hoeft niet langer water bij de wijn te doen, tenzij ze dat zelf wil.
Hoe kijkt hij naar mijn Zwarte moeder en haar familie?
Politiek heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in mijn relaties, niet allesbepalend, maar wel wezenlijk. Niet alleen vanwege het gemak dat je niet hoeft uit te leggen waarom iets seksistisch of racistisch is, of waarom je op een bepaalde partij stemt, maar vooral omdat een relatie op de lange termijn betekent dat je ondergedompeld raakt in elkaars wereld. En dat wordt ingewikkeld als je je stoort aan iemands vrienden, ouders of sociale omgeving, laat staan als je je ervoor schaamt of ervan walgt.
Hoe kijkt hij naar mijn Zwarte moeder en haar familie? Vindt hij mijn idealisme inspirerend, of alleen aandoenlijk? Begrijpt hij echt hoe ongelijkheid werkt, hoe die zich nestelt in systemen, in wat voor hem vanzelfsprekend is? Toen ik daar voorzichtig naar hengelde, vroeg hij wat hij kon doen om mij een veiliger gevoel te geven. Maar dat gevoel, dacht ik, kan hij me niet geven. Hij zag minder onrecht dan ik, en reageerde passief op het onrecht dat hij wel herkende.
Bij P leek het alsof politiek, ook voor mij, niet zoveel hoeft uit te maken. We zagen elkaar in afgebakende situaties: een aantal dates, twee keer in Londen en in zijn huis in Amsterdam. We leefden eigenlijk alleen binnen ons eigen, kleine universum, zonder echt in elkaars realiteit te stappen. Maar er waren momenten waarop dat beeld begon te kantelen, bijvoorbeeld toen P mij vertelde dat Thierry Baudet op de hoogte was van mijn bestaan en onze verhouding, en dat Thierry mijn naam op z’n Frans zou hebben uitgesproken. Of toen we een gesprek hadden over hoe P zou reageren als een van zijn rechtse vrienden een discriminerende opmerking zou maken, en hij eerlijk toegaf: ‘Waarschijnlijk zou ik er niks van zeggen, ze veranderen toch niet.’
Als we het hadden over Menno Wigman, over Dickens, een liedje van Nick Cave of een scène uit een film, dan klopte het ineens. In die gesprekken waren we elkaars gelijken. Er was geen drang om de ander naar onze kant te trekken. Als we geraakt werden door dezelfde muziek, hetzelfde schilderij of hetzelfde gedicht – hoe zwaar woog die politiek dan nog?
'Ik ben verpest door jou'
Op het eerste gezicht leek het niet zozeer politieke onenigheid die ons uit elkaar dreef, maar botsende karakters en verschillende verwachtingen naarmate het contact zich ontwikkelde. Maar hoe langer ik erop terugkijk, hoe duidelijker het wordt dat zulke verschillen niet losstaan van overtuiging. Hoe je communiceert, hoe je je verhoudt tot vrienden, geliefden en conflicten: karakter en wereldbeeld zijn vaak inniger verweven dan we denken.
Soms denk ik nog na over hoe we elkaar daadwerkelijk hebben beïnvloed. Tijdens de verhouding was ik weleens bang dat hij iets in mij zou aantasten. Dat zijn rechtse verleden als sluipgif mijn eigen wereldbeeld zou besmetten. Maar dat gebeurde niet. Ik ben niet rechtser geworden. De Thierry-hypothese deugt niet, dat linkse vrouwen zich bekeren zodra ze een rechtse man daten. Zo’n uitspraak zegt weinig over de vrouwen zelf, maar wel iets over wie de microfoon vasthoudt: een witte, heteroseksuele man die nog altijd vertrekt vanuit clichés en vrouwen ziet als passief, oppervlakkig en driftig.
Wat P mij wel opnieuw duidelijk maakte, is dat mensen meer zijn dan hun (radicale) ideeën en dat we elkaar op positieve wijze kunnen beïnvloeden.
‘Ik ben verpest door jou,’ zei hij eens half grappend na een congres waar hij zich plots niet meer kon vinden in die oude rechtse reflexen. Hij had humor, warmte, empathie en toch wist ik: op de Dam zou ik hem niet tegenkomen. Niet bij een klimaatmars, niet bij een feministische of queer-rechtenactie, niet als het erop aankomt.
Onze momenten van verbinding waren echt. We vonden elkaar in taal en gevoel, maar niet in handelen of overtuiging. En ergens daartussen viel het uiteen. Liefde kan een brug slaan, maar een brug is nog geen gezamenlijk huis.
Naomi Ronner (zij/haar) is een Engels- en Nederlandstalig schrijver en journalist in opleiding. Ze werkt momenteel aan een boek en schrijft de Substack-nieuwsbrief Gen Z & The City.
Sosse Serpenti (2001) is een illustrator en beeldmaker die zich bezighoudt met mensen en de diverse werelden waarin zij zich bevinden. Vanuit antropologisch, journalistiek en persoonlijk perspectief, benadert zij subculturen en legt haar ondervindingen daar vast. Momenteel is ze gefascineerd door het gesloten bestaan van de huisvrouw.


















