Wat zijn de ervaringen die rouw typeren? En hoe voelt dat? Babet te Winkel stelde in dit essay dat we ‘dringend behoefte hebben aan een nieuw rouwwoordenboek’. Enkele maanden later heeft ze woorden gegeven aan enkele van haar rouwervaringen. Het begin van haar rouwwoordenboek deelt ze met de lezers van Hard//hoofd.
We zitten samen in de auto, mijn vader en ik. Hij kijkt af en toe opzij. Als hij nu tegen een boom rijdt zijn we allebei dood. Ik zwijg. Net zoals jaren geleden, toen ik als brugpieper ook eens dagen zweeg. Een jongen uit mijn dorp was toen tijdens het doen van zijn krantenwijk geschept door een vrachtwagen. Hij had net zijn eindexamen gehaald. Ik snapte niet hoe het leven zo cru kon zijn. Hoe de mensen daarmee konden leven. Hier viel niks meer te zeggen. Uit school lag ik bij mijn moeder op de bank en streelde zij mijn haar. Na heel veel middagen met mijn hoofd in mijn moeders schoot kwam ik weer een beetje bij.
‘Ans maakt zich ook zorgen om je,’ probeert hij. Nu kijkt hij langer opzij. Hij geeft niet zomaar op. Ik wil zeggen dat ik de woorden niet kan vinden, of desnoods dat woorden tekort schieten, maar ik zeg niets, en kijk hoe de streepjes op de weg onder de auto verdwijnen. Dit keer is mijn moeder er niet om mijn haren te strelen. Er volgen vele autotripjes, en vele stiltes. Verwoede pogingen. Doordrenkt van liefde, zeker. Het wordt stiller. Kan het nóg stiller worden? Een lange tijd zonder autotripjes volgt.
In mijn beleving vraagt rouw juist om overgave.
‘Heb je het al een plekje gegeven?’ vragen de mensen me. Of aanmoedigend: ‘Je zult er recht doorheen moeten’. Maar er blijkt niets te zijn om recht doorheen te gaan of om een plek te geven. Een vriendin geeft me het goedbedoelde advies ‘dat ik het los moet laten’, maar ze heeft geen antwoord op de vraag hoe ik dat dan moet doen. Deze taal zet me op het verkeerde spoor. Deze uitspraken maken van rouw ‘een ding’ met de duidelijke grenzen van een begin en een eind. Zo wordt rouw iets om op te lossen of te trotseren. Het lijkt dan alsof we er controle over hebben, en dat maakt de ervaring minder beangstigend, zowel voor mij als voor de mensen om mij heen. Maar deze metaforen sluiten niet aan bij mijn beleving van rouw. In mijn beleving vraagt rouw juist om overgave. Als ik uitga van overgave, heb ik een heel ander taalspel nodig. Wanneer het overweldigende, lichamelijke aspect van de rouw wat afneemt en het verdriet zich minder hysterisch en plotseling aan mij opdringt, ontstaat er ruimte. En dan ga ik op zoek om deze vreemde, onbekende ervaringen van rouw te ontwarren.
The Dictionary of Obscure Sorrows
Tijdens mijn zoektocht naar de juiste woorden, stuitte ik op de blog van John Koenig, een video-editor en schrijver uit Minnesota. Koenig schreef ‘The Dictionary of Obscure Sorrows’, een blog waarin hij al acht jaar lang woorden bedenkt voor ervaringen die we allemaal kunnen ervaren, maar waar nog geen woorden voor zijn.
Na wat speurwerk in dit online opus van Koenig kom ik erachter dat, ondanks de naam ‘The Dictionary of Obscure Sorrows’, het woord ‘sorrow’ nul keer in het woordenboek voor komt. Ook ‘grief’ levert nul hits op, net zoals ‘mourning’ en ‘bereavement’. Het algemene ‘sad’ daarentegen geeft elf hits. Helaas, de woorden voor ervaringen die ik zoek staan hier nog niet in.
Inmiddels is er een fysiek boek van Koenigs blog in de maak. Koenig schrijft daarover: ‘I hope it'll be a reminder that being alive at all is a deeply strange experience, and that no experience is untranslateable’. Waarop hij ons, zijn lezers, uitnodigt om emoties te beschrijven waar we graag een woord voor willen.
Logboek
Waar ik eerder amper de energie had om al mijn nieuwe rouwervaringen te ervaren, laat staan de motivatie om ze te verwoorden, begin ik nu een logboek van ervaringen waar ik een woord voor zou willen. Ik richt mijn aandacht naar binnen en observeer mijn innerlijke rouwlandschap. Hoe voelt het daar nou precies, in die binnenwereld? Wat zijn de ervaringen die deze rouw typeren? Deze verkenningen van mijn rouwlandschap beschrijf ik in een logboek en na verloop van tijd cluster ik mijn rouwervaringen.
Rouwwoordenboek
Rouw lijkt op verdwaald zijn in een land waar je de taal (nog) niet spreekt en de gebruiken niet kent (hebben ze hier überhaupt wegen zoals wij die kennen?). Wat zou het fijn zijn geweest om toen, nadat mijn moeder was overleden, in een woordenboek te kunnen bladeren om te zien wat voor ervaringen er zoal zijn en hoe die beschreven kunnen worden. Om beschrijvingen te vinden die resoneren.
Het experiment is nog niet af, mijn rouwwoordenboek is er nog niet - dit is pas het begin. Toch ben ik opgeschoten. Het experiment levert me een levenshouding op die ik niet rationeel had kunnen bedenken. Ik voel me nu opener en levendiger en meer in staat om me te verbinden met mijn binnenwereld, maar ook met anderen.
Babet te Winkel Babet te Winkel (1991) is opgeleid aan de Universiteit voor Humanistiek om mensen te begeleiden bij zingeving en levensvragen. Ze richtte Verlieskunst op om ruimte te creëren voor rouw en geeft rouwmassages.
Aida de Jong (1995) is een illustrator en poppenmaker wonend in Utrecht. In haar werk zoekt ze vaak thema's die haar beangstigen, om er vervolgens met een nieuwe blik naar te kijken.