Michiel Cox’ broer wil als vrijwilliger het leger dienen. Hoe kan Michiel zijn begrip daarvoor rijmen met de idealistische opvoeding van zijn ouders?
‘Da’s plezant, schieten,’ zeg ik
De lange tafel valt stil. Mijn broer en ouders lijken oprecht verrast.
Dit ging aan mijn opmerking vooraf:
Verjaardag in de familie, feest! Mijn broer overweegt om als vrijwilliger in het Belgisch leger te gaan dienen. Hij is erg bezig met de verschuivende internationale orde en de oorlog aan de grens van ons continent. En hij wil graag iets terugdoen voor de samenleving – niet zo gek voor een bevlogen oud-scoutsleider. Als reservist (vrijwilliger, dus) ben je op oproepbasis beschikbaar en krijg je van het leger een basistraining ergens in de Ardennen. ‘Je leert dan ook schieten,’ zei mijn broer terloops. En daar kwam ik: ‘Da’s plezant, schieten.’
De tafel valt dus stil, mijn broer kijkt geamuseerd, mijn ouders vragend. Niet onlogisch: ik kom uit een geitenwollensokken-familie. Dat mag je letterlijk nemen. Wij dronken en aten Fair Trade en mijn ouders verloren zich in vrijwilligerswerk voor allerhande goede doelen. Met enige regelmaat was er thuis een vergadering van de plaatselijke afdeling van de Wereldwinkel, waarin meerdere geitenwollensokken-figuren zich rond de keukentafel verzamelden: mannen met baarden, vrouwen in brede, waaierende jurken, vaak in aardse tinten.
Met trots gebruikte ik op school een schrift van de Wereldwinkel
Ik internaliseerde de overtuigingen van mijn ouders – zoals kinderen dat doen. Met trots gebruikte ik op school een schrift van de Wereldwinkel waarop een cartoonfiguurtje een cd omhooghield en zei: ‘Liever een gat in mijn cd dan een gat in de ozonlaag.’ Ik vertelde graag hoe mijn vader zijn legerdienst in de jaren ’80 weigerde op morele gronden en herhaalde zijn argument: wapens dienen alleen om te doden. En lachend voegde ik eraan toe dat zijn leeftijdsgenoten leerden schieten terwijl hij leerde tappen.
Ik geloof nog steeds dat dat de nuttigste competentie van de twee is.
‘Hebt gij al geschoten?’ vraagt mijn broer.
Ik knik: ‘In Polen, op een schietbaan.’
De verbazing druipt van het gezicht van mijn ouders.
Toen ik enkele jaren geleden in Polen was met vrienden en we alle bezienswaardigheden in het stadje hadden afgevinkt, kwam iemand op het idee om naar een schietbaan te gaan. Hij had er online over gelezen. ‘Je kunt er zo binnenlopen,’ zei hij, ‘net als een zwembad.’ Onderweg nam ik me voor om niet te schieten, de pacifistische leuze van mijn verwekkers indachtig; wapens zijn slecht. Enkele jaren daarvoor was ik in Israël en Palestina geweest en geschrokken van de 18-jarigen die met een semiautomatisch geweer op de bus zaten, over het strand liepen of sushi zaten te eten. Wapens boezemden me angst in.
Maar mijn angst legde het snel af tegen mijn nieuwsgierigheid toen een norse oudere Pool ons op de schietbaan rondleidde. We konden een schare aan geweren testen, vertelde hij. Toen zag ik de Glock: hoekig, zwaar, stevig en diepzwart. Dáár wilde ik wel mee schieten.
Mijn vader kijkt glazig, hij prikt met zijn vorkje in een stuk taart.
‘Da’s mooi, hoor, een Glock,’ zeg ik. Geen reactie.
Er is een aflevering van Modern Family waarin Claire, moeder van drie kinderen, liegt dat ze yogales volgt, stiekem gaat ze naar een schietbaan. Ik ben geen yoga-type, maar ik kan me voorstellen dat dat ontspant. Maar schieten? Ik begreep de aflevering nooit.
Nu wel: het lossen van een schot geeft een unieke kick, elk keer opnieuw.
Nu wel: het lossen van een schot geeft een unieke kick, elk keer opnieuw. Het is het lawaai, de terugslag, het koude metaal, de snelheid, de geur. Het is het spelelement – ik schoot redelijk raak. En meer nog dan dat allemaal: één verkeerde beweging, een beetje onverantwoord gedrag en ik kon iemand verwonden. Of erger. Blijkbaar geeft de mogelijkheid tot doden een adrenalinestoot – hoezeer ik dat ook niet wilde.
Nadat ik de patroonhouder leeg had geschoten, legde ik de Glock heel voorzichtig weer neer, langzaam, bijna trillend, alsof het net gebakken porselein was of een pasgeborene. De oude Pool lachte me uit.
‘Dat had ik niet verwacht,’ zegt mijn moeder, haar handen strijken het tafellaken glad. Er valt een stilte. Ik herken het ongemak: hoezeer ik mezelf na de schietbaan ook vertelde dat het overhalen van een trekker niet amoreel is, toch voelde het alsof ik 17 gaten had geschoten in mijn vroegste overtuiging.
Mijn broer probeert de spanning te doorbreken en vertelt dat hij ook ander vrijwilligerswerk overweegt, hij denkt aan de brandweer. Mijn moeder vertelt over de plaatselijke kazerne, ik zoek op waar die ligt. Het gesprek verlegt zich naar katten in bomen.
Michiel Cox is schrijver. Zijn debuutroman Messias van niks verscheen in 2019 en werd genomineerd voor de Anton Wachterprijs. In 2022 verscheen zijn tweede roman Herinneringen aan het levenloze. Michiel woont en werkt in Rotterdam.
Jeltje de Koning (zij/haar) is een illustrator uit Utrecht. Ze geeft kleur en vorm aan ons gevoelsleven, hoe we liefhebben, lachen, huilen, vieren, rouwen, stilstaan, reflecteren en weer doorgaan. Gevoel, emotie en contact met elkaar, onszelf en alles wat je ooit geweest bent staat centraal. Wat zie je als je verder kan kijken dan dat er op het eerste ogenblik zichtbaar is?