Asset 14

De kleinste kans

De kleinste kans

Roosje van der Kamp bereidt zich altijd voor op het ergste. Een vreemd plekje op haar huid, opladers in het stopcontact: overal schuilt gevaar. Als ze een tiener is, openbaart haar moeder een geheim en blijkt dat Roosje met haar controlegedrag niet alleen zichzélf probeert te sussen. In dit essay over intergenerationeel trauma vertelt ze openhartig over hoe dit geheim altijd al alles in hun gezin bepaalde.

‘Ken je soms iemand die ziek is?’ vraagt de huisarts. Ik schud mijn hoofd. Ik ben zeventien als ik op de onderzoekstafel van de dokter lig. Door mijn benen heen zie ik mijn moeder naar me kijken. Ze is aan het bureau van de dokter blijven zitten. Mijn blouse ligt op haar schoot, ze speelt met de knoopjes. Ze zegt iets over de grootte van mijn borsten, hoe klein ze zijn vergeleken met de hare. Toen schaamde ik me voor mijn moeder, nu denk ik dat ze gewoon bang was.
De arts zegt niets terwijl hij het onderzoek uitvoert. Met zijn vingers tokkelt hij op mijn linkerborst, zoals vogels op de grond trappelen om wormen te vinden. Het is een beweging die ik de komende twaalf jaar obsessief zal herhalen. In de supermarkt, in de trein, in de bioscoop, maar vooral ‘s avonds laat, in bed. Steeds weer vinden mijn vingers hun weg naar mijn borst.
Tien jaar eerder lag ik er ook al, toen ik dacht dat de knobbel op de achterkant van mijn schedel een hersentumor was. Als ik negentien ben, zal ik terugkomen voor de klieren onder mijn kaak, vier jaar later voor een bobbeltje op de pees van mijn vinger. Het is niet zo dat ik voor elke angst de dokter bezoek. Dan zou ik daar namelijk nog veel vaker liggen. Toen ik dertien was, baarde een muggenbult op mijn been me zoveel zorgen, dat ik hem er met mijn vingers uitgroef, mijn nagels rood en plakkerig van het bloed. De pijn deed me niets. Zolang mijn huid maar glad is.
Niet alleen ziekte houdt me in de greep. Elke keer als ik oversteek, kan ik de impact van het aankomende verkeer al voelen. Fietsend door Amsterdam stel ik me voor hoe het portier van een geparkeerde auto ineens openslaat en ik met een smak op de stenen klinkers beland. Laatst stierf een man zo, lees ik in de krant, dus ik verzin het niet.

In de fantasie van mijn partner is er altijd een morgen: we reizen naar New York, leggen een moestuin aan, houden elkaars hand vast in het bejaardentehuis. Als we samen naar huizen kijken op Funda, laat ze zich niet afschrikken door een project. ‘Die keuken pakken we over tien jaar wel aan,’ zegt ze. Als we dan nog leven, denk ik er automatisch achteraan.
Als ik in de zoekbalk de letter ‘w’ intyp, vult mijn browser niet www.google.com of Wikipedia in, maar WebMD. Als ik Netflix kijk, beweeg ik mijn cursor over de afspeelbalk om te zien wat er op deze scène zal volgen. Vooruitkijken stelt me gerust. Ik heb eens gehoord dat de ergste vervloeking zou zijn dat je weet op welke dag je zult sterven. Maar als ik op het internet zou kunnen vinden op welke dag ik kom te overlijden, zou ik dat meteen willen weten. Ik denk dat ik me dan eindelijk vrij genoeg zou voelen om echt te leven.

Ik denk aan mijn oma, die de stoep ‘s nachts stiekem schrobde met bleek

‘Hypochonder,’ zo noemt mijn vader me. ‘Dat heb je van je moeder.’ Met zijn wijsvinger maakt hij een gebaar waarmee hij wil zeggen dat we allebei gek zijn. Tijdens het gesprek dwaalt mijn blik steeds naar het plekje op zijn wang, het plekje waarvan ik mezelf heb overtuigd dat het kwaadaardig is. Ik wil zeggen dat hij me niet begrijpt, dat de dood altijd aanstaande is, alsof ik al om het hoekje heb gekeken. Toch heeft hij gelijk: ik heb het wel degelijk van mijn moeder, maar ik heb het niet alleen van haar.
Van mijn oma mocht mijn vader als kind niet op voetbal. ‘Ze dacht dat mij daar iets zou overkomen,’ zei hij. Als kind moest ik lachen om mijn gekke oma, maar als mijn partner voor een opdracht naar Zwitserland vertrekt, vertel ik haar waar ze in de trein moet zitten: in het midden, aan het gangpad, tegen de rijrichting in. Als ik ervoor zorg dat ze op de veiligste plek in de trein gaat zitten, gebeurt er misschien niets ergs. Alsof ik het toeval te slim af kan zijn.
Ik denk aan mijn oma, die de stoep ‘s nachts stiekem schrobde met bleek. Ik denk aan de baby in haar buik, die plotseling stierf toen ze net twintig was. Het was de tweede baby die ze verloor. De enige oorzaak die ze kon bedenken was de slechte hygiëne op de zolder van haar schoonvader, waar ze noodgedwongen woonde. Toen haar derde baby stierf, was het advies van de dokter hetzelfde: ze kon er maar beter over zwijgen en blijven proberen. Als klein meisje droomde ze al van een groot gezin. Ze hield haar mond en poetste. Tot voor kort wist mijn vader niet dat hij nog twee broertjes en een zusje had. Net als zijn moeder stofzuigt hij drie keer per dag.

De huisarts vertelde mijn broer eens dat sommige mensen nou eenmaal vaker verdrietig zijn dan andere. Als mijn moeder en ik dezelfde dag nog bij hem op bezoek gaan om hem gerust te stellen, doen we alsof zijn ogen niet rood en glazig zijn van het huilen. Zij zit naast hem op zijn matras, dat op de grond ligt, ik zit op de rode vlinderstoel die ooit in de woonkamer van onze ouders stond. Mijn moeder staart langs het gezicht van mijn broer, het raam uit. ‘Kijk, een vogeltje in de boom,’ zegt ze en wijst. ‘Zie je zijn snaveltje tussen de blaadjes? Het lijkt wel een roodborstje. Wat bijzonder. Zitten er vaker vogels in die boom?’
Ik weet wat ze doet, want deze strategie was ik als klein meisje al meester. Ik pas haar toe als mijn moeders blik verstart wanneer de Pretenders op de radio komen, of wanneer ze als een porseleinen pop door het huis beweegt en mijn vader met een voor hem uitzonderlijke tederheid zegt dat vandaag een moeilijke dag is. Mijn moeder doet het op haar beurt bij mij, wanneer ik haar op mijn eenentwintigste vertel dat ik misschien niet voor het leven gemaakt ben. Op zulke momenten is al het andere plots urgent of interessant, is er altijd iets wat iemand net wilde zeggen.

Het is alsof ik op een geheim van mijn moeder ben gestuit en het uit mijn geheugen moet wissen om nog te kunnen doen alsof zijn verlies niet alles in ons gezin bepaalt

Er is een herinnering die zich heeft genesteld in mijn brein: Ed, Edd n Eddy, voor het eerst op de Nederlandse tv. ‘Eddy!’ galmde het door ons kleine huis. Ik weet niet eens meer waar de tekenfilmserie over ging. Het enige wat ik me herinner is hoe mijn moeder de woonkamer in kwam lopen, haar voetstappen zwaarder dan normaal. Als ze vraagt wat mijn broer en ik kijken, weet ik instinctief dat we iets verkeerd hebben gedaan. ‘Mijn broer heet Eddie,’ zegt ze dan.
We zullen het er nooit over hebben, maar vanaf die dag, als Ed, Edd n Eddy op tv is, schakelen mijn broer en ik naar een andere zender. Naar ons weten hebben we maar één oom. Zijn naam is Kees.

Dat mijn moeder nog een broer had, wordt voor mij pas echt bevestigd als ik op de middelbare school een stamboom moet maken voor de geschiedenisles. Mijn moeder voegt zijn naam er stilletjes aan toe. Als ik de stamboom de volgende dag inlever, doe ik dat met de achterzijde naar boven. Het is alsof ik op een geheim van mijn moeder ben gestuit en het uit mijn geheugen moet wissen om nog te kunnen doen alsof zijn verlies niet alles in ons gezin bepaalt. Het duurt nog eens vijftien jaar voordat ik eindelijk te weten kom hoe hij is gestorven. Hij leek al langere tijd niet goed in zijn vel te zitten, dronk misschien te veel, maar toch zag niemand het aankomen. Hij lag een keer in het ziekenhuis, zou ontslagen worden, maar vlak daarvoor begaven zijn organen het opeens. Dat kan blijkbaar zomaar gebeuren. Er is nog altijd veel onduidelijk over wat er met hem aan de hand was.

Een jongen waarmee ik op de basisschool zat, had een grote zus, die altijd jonger zou zijn dan hij. Een sterrenkind. Bij hem thuis hing haar foto in de woonkamer, een aantal keer per jaar bezochten ze haar graf. Mijn oom leefde negenentwintig jaar, maar ik heb in mijn hele leven slechts één foto van hem gezien. Als ik mijn moeder vraag waarom ze nooit over hem sprak, antwoordt ze dat ze me wilde beschermen. Waartegen?
Net als zij schrik ik als er wordt aangebeld. Elk telefoontje brengt slecht nieuws, maar veel erger is het als iemand de telefoon niet opneemt. Als mijn moeder me belt, weet ik dat ik moet opnemen voordat de telefoon drie keer overgaat. We zijn allebei, elk aan onze eigen kant van de lijn, bezorgd over wat de ander zal zeggen.

Ik ben, denk ik, goed in begrafenissen omdat ik me al jaren voorbereid op de dood van al mijn geliefden

Wanneer ik twaalf ben en voor het eerst in therapie ga, zegt mijn moeder dat ik misschien een biochemische verstoring heb in mijn hersenen. Het zit in de familie, zegt ze. Zwaarmoedigheid. En toch ben ik de enige die in therapie gaat, af en aan in de volgende twee decennia, voor allerlei aandoeningen in de DSM: depressie, een zware en een chronische, drie angststoornissen, een eetstoornis. Ze heeft het eens geprobeerd, zegt mijn moeder, maar praten maakt volgens haar de dingen erger. Ik denk er anders over: het onder woorden brengen van mijn belevingswereld wordt juist mijn redding. Als ik mijn gevoelens benoem, krijgen ze vorm. Ik kan ze in gedachten in mijn hand houden en ronddraaien, van verschillende kanten bekijken. De paniek die ik al sinds mijn kindertijd voel, de plotselinge vlagen van verdriet – als ik er woorden aan geef, zijn het gevoelens die ik heb, niet langer gevoelens die ik ben. Maar de angst dat er iets onheilspellends nadert, blijft.
In cognitieve gedragstherapie leer ik mijn eigen gedachten uit te dagen. Ik moet mezelf bijvoorbeeld vragen: wat zou ik tegen een vriendin zeggen in precies dezelfde situatie? Hoe waarschijnlijk is het dat mijn doemscenario uitkomt, op een schaal van één tot tien? Wat mijn therapeut niet begrijpt, is dat zeldzaamheid mij geen troost biedt. Ik ben juist bang voor het onwaarschijnlijke. Die kleine kans.

Auto’s maken me bang. Niet alleen kan er zomaar iemand op je botsen, er kan van alles misgaan. De motor begeeft het. De remmen werken misschien niet. Geeuwde de bestuurder net? Misschien dommelt hij wel in. Elke achtergelaten koffer bevat een bom. Elke persoon die zenuwachtig in zijn stoel schuift, verbergt een mes onder zijn jas. Laatst vertelde een collega dat zijn schoonzus stierf aan een longembolie. Als ik in de bioscoop zit, beweeg ik nu mijn voeten op en neer, alsof ik aan het lopen ben. Ik las eens dat de meeste branden worden veroorzaakt door opladers. Nu haal ik alle stekkers uit het stopcontact als ik het huis verlaat.
Als iets onvermijdelijk is, deert het me niet. Wanneer mijn broer en ik tien zijn en onze moeder ons van school komt halen met het nieuws dat opa dood is, barst alleen hij in huilen uit. Jaren later, wanneer mijn moeder gebeld wordt met het nieuws dat oma is overleden, sta ik naast haar. Ik hoor haar stem breken, maar opnieuw voel ik niets. Ik ben, denk ik, goed in begrafenissen omdat ik me al jaren voorbereid op de dood van al mijn geliefden.

Dat ik haar aan haar dode broer doe denken voelt als een last, alsof ze me nog iets anders heeft doorgegeven

Als we achttien zijn, en mijn broer en ik uit huis gaan, geeft mijn moeder hem de vlinderstoel. Mij geeft ze de schaar van mijn oom, die al die jaren in haar keukenlade heeft gelegen. Omdat ik linkshandig ben, zegt ze, net als hij. Het is misschien als compliment bedoeld, dat ik haar aan haar dode broer doe denken, maar het voelt als een last, alsof ze me nog iets anders heeft doorgegeven. Ik wil haar wanhopig bewijzen dat ik hem niet ben – of dat ik hem ben, maar wel blijf leven. En dus glijden mijn vingers naar mijn borst, kijk ik uit voor auto's, drink ik niet.
De levensstijl van mijn oom was, zo meent mijn moeder zich te kunnen herinneren, in de maanden voor zijn dood niet zo gezond. Toch kon de lijkschouwer haar geen duidelijkheid geven over waarom nou juist haar broer overleed, en waarom een ander zo door kan gaan tot hij bejaard is. Je ontdekt nu eenmaal pas wat voor jou geldt als het al te laat is.

In de dokterspraktijk rolt de dokter zijn stoel naar achteren. Terwijl hij geruststellende woorden uitspreekt, hoor ik alleen het piepen van de wieltjes. Het geluid doet me denken aan de stofzuiger van mijn vader. Ik knik en vraag hem hoe zeker hij is. Hij kijkt me even aan. ‘99,99 procent,’ zegt hij dan.

Mail

Roosje van der Kamp (zij/haar) is essayist en criticus voor Het Parool, de Filmkrant en VPRO Cinema. Ze is geïnteresseerd in de interactie tussen werkelijkheid en fictie, met name in film. Als ze niet in een filmzaal zit, praat ze graag over Kierkegaard, design lampen en reality-tv.

Juliette Luscuere (2002) schildert vanaf het Groningse platteland kleurrijke en intieme voorstellingen waarbij menselijke relaties, emoties en ervaringen centraal staan.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Anders voel ik me zo oud 1

Anders voel ik me zo oud

In dit essay analyseert Loulou Drinkwaard de tegenstrijdige etiquetten die haar zijn geleerd of opgelegd: ‘Tussen u en jou in, zweef ik. De waarden van mijn vader in mijn ene hand en de waarheid van mijn moeder in mijn andere. Mijn oma deelt de kennis van ons moederland en ‘De Nederlander’ bepaalt wat hoort. Ondertussen vond ik een alternatief. Zullen wij elkaar vousvoyeren?’ Lees meer

:De herhaling van de zombie-apocalyps: Op zoek naar een alternatieve dystopie

De herhaling van de zombie-apocalyps: Op zoek naar een alternatieve dystopie

De zombie is een popcultuuricoon. En niet alleen tijdens Halloween! Series als The Walking Dead en The Last of Us volgen de gebaande zombiepaden. Volgens Anne Ballon hebben zombies méér narratief potentieel. In vernieuwende verhalen wordt onderzocht 'hoe wij als halfbewusten de wereld beleven, hoe we opgaan in systemen die we niet hebben gekozen, hoe we verlangen en met verlies omgaan.' Lees meer

Twee dagen

Twee dagen

Rocher Koendjbiharie belicht de verschillende paden die we tijdens de aankomende verkiezingen in kunnen slaan. Kiest Nederland opnieuw voor rechts, en strompelen we verder richting democratisch en moreel verval? Of kiest Nederland toch voor een samenleving waarin we omkijken naar elkaar? 'Alleen fascisten zien antifascisme als een bedreiging.' Lees meer

Vergeten vrouwen 1

Vergeten vrouwen

In dit essay schrijft Anne Louïse van den Dool over vrouwelijke kunstenaars die meer dan ooit in de schijnwerpers staan. Niet alleen hedendaagse makers, maar ook opvallend veel vrouwen die rond 1900 actief waren in de kunstwereld trekken veel aandacht. Met solotentoonstellingen over Suze Robertson, Coba Ritsema en Jo Koster laten musea zien waarom juist deze kunstenaars alsnog een plek in de canon verdienen. Lees meer

Wil de Nederlander opstaan alsjeblieft?

Wil de Nederlander opstaan alsjeblieft?

Wanneer de VVD pleit voor het bijhouden van gegevens over ‘culturele normen en waarden’ van mensen met een migratieachtergrond, over welke normen en waarden hebben ze het hier dan eigenlijk? Rocher Koendjbiharie neemt de eisen onder de loep die de politiek alleen stelt aan mensen die zichtbaar wortels elders ter wereld hebben. ‘Men wil geen vermenging van culturen en geen uitwisseling van gedachten. De echte eis is assimilatie en het afbreken van wortels.’ Lees meer

Roze, wit, blauw

Roze, wit, blauw

Rechtse en nationalistische partijen laten in hun nieuwste verkiezingsprogramma’s zien dat hun ruimte voor de lhbtqia+-gemeenschap altijd voorwaardelijk is geweest. Journalist Rocher Koendjbiharie legt uit: 'Homoseksualiteit en vrouwenrechten zijn binnen rechtse kringen vaak pas relevant wanneer ze in relatie tot migratie besproken worden.' Lees meer

De achterblijvers

De achterblijvers

Fietsend over een jaagpad reflecteert Gert-Jan Meyntjens op zijn rol als echtgenoot en vader, en neemt hij je mee op een zoektocht naar wat het betekent om man te zijn. Zonder bitter te worden. Lees meer

Ik sliep rechts

Ik sliep rechts

Daten met iemand aan de andere kant van het politieke spectrum? Naomi Ronner deed het. In dit essay beschrijft ze haar ervaringen. Lees meer

:Zomergast Koch: ‘Het is gewoon leuk om mensen iets op de mouw te spelden’

Zomergast Koch: ‘Het is gewoon leuk om mensen iets op de mouw te spelden’

Het plezier van de leugen en de bevrijding van de agressie: volgens Zomergast Herman Koch verfraait iedereen het leven een beetje met leugens. Lees meer

Hondenvoer 1

It takes an adult to raise a village: Halsema is streng, rechtvaardig, en een tikje autoritair in Zomergasten

De bedachtzame, maar mediagetrainde, Femke Halsema nam ons als Zomergast mee in de bestuurlijke (opvoed)dilemma’s uit haar werk. Als een klassiek ouderfiguur toont ze zich streng en rechtvaardig, maar mist ze óók zelfinzicht op sommige punten. Lees meer

Uğur Ümit Üngör stilt in Zomergasten maar zelden onze honger naar menselijkheid en ‘goeie dingen’

Uğur Ümit Üngör stilt in Zomergasten maar zelden onze honger naar menselijkheid en ‘goeie dingen’

‘Uğur Ümit Üngörs fragmenten zijn broodnodige kost voor een samenleving die consequent doet alsof wijdverbreid extreem (staats)geweld een ver-van-mijn-bedshow is.’ Terwijl Zomergast Üngör zichzelf kundig naar de achtergrond werkt, maakt hij duidelijk dat de zomer vele winters verstopt. Met opgewekte grimmigheid vraagt hij ons om ons zorgen te maken over het leed van anderen. Lees meer

Zomergasten met Eva Crutzen roept de vraag op of een mooi gesprek genoeg is of dat kijkers toch snakken naar goede televisie.

Zomergast Eva Crutzen zorgde voor een mooi gesprek, maar is dat genoeg?

Na de ideale televisieavond van Eva Crutzen vraagt Hanna Karalic zich af of een mooi gesprek genoeg is voor Zomergasten of dat kijkers toch snakken naar goede televisie. Lees meer

Mijn tweede kutland… 2

Mijn tweede kutland…

Toen Iskra de Vries vanuit Polen naar Nederland verhuisde, bleek dat zij niet van een koude kermis thuiskwam, maar naar een koude kermis vertrokken was. Iskra schrijft een verschroeiend eerlijke break-up brief aan het adres van ons kikkerlandje. Lees meer

Schroot voor de kunstkenner 1

Schroot voor de kunstkenner

Wat doet een beschilderd stuk schroot in het Stedelijk? Waarom ruikt het er opeens chemisch en zoet tegelijk? Het is het werk van Selma Selman, die opnieuw definieert wat kunst is en mag zijn. Ivana Kalaš is onder de indruk – en heroverweegt haar eigen positie. Zoetig en naar ijzer – dat aroma komt op... Lees meer

Zomers zwijgen

Volim nas: hoe de taal van de liefde mijn lichaam tot stilte maande

Wat als je vertrouwen in jezelf en je lichaam plotsklaps wordt aangetast door epileptische aanvallen? En tegelijkertijd je vertrouwen in de onvoorwaardelijke liefde van je oma ook op losse schroeven komt te staan? In een persoonlijk essay neemt Dorea Laan je in beeldende taal mee in deze zoektocht. Lees meer

:Meer dan Maria: het moederschap in de beeldende kunst 3

Meer dan Maria: het moederschap in de beeldende kunst

Wat betekent het om moeder te zijn? En wanneer ben je dan een ‘goede moeder’? Moederschap, en alle nuances daarrond, blijft onderbelicht. Anne Louïse van den Dool onderzoekt via de representatie van moeders in de beeldende kunst de vele kanten die horen bij moeder zijn. Lees meer

Als je écht kinderen wilt redden

Als je écht kinderen wilt redden

Shashitu Rahima Tarirga kwam 33 jaar geleden via interlandelijke adoptie naar Nederland vanuit Ethiopië. Na een reis naar Ethiopië maakt ze nu een afweging tussen haar leven hier en het gemiste leven daar. 'Weegt een westers paspoort op tegen het moeten omgaan met de trauma’s van scheiding en achterlating? Weegt een leven hier op tegen onbekendheid met je leven daar?' Lees meer

nuclear family

Queerkroost

In een briefwisseling over queer ouderschap zoeken Eke Krijnen en Lisanne Brouwer naar steun, herkenning en een houding om de maatschappelijke discriminatie buiten het gezinsleven te houden. Lees meer

Informatiehonger

Informatiehonger

We verslikken ons in data, maar blijven gulzig drinken. In dit essay onderzoekt Paola Verhaert hoe onze honger naar informatie — ooit gevoed door boeken, nu door eindeloze datastromen — ons hoofd én onze wereld begint te verzwelgen. Waar ligt de grens? En merken we het als we die overschrijden? Lees meer

:Naar een taal die consent fucking overbodig maakt: brieven over consent

Naar een taal die consent fucking overbodig maakt: brieven over consent

In haar laatste brief aan Alara buigt Yousra zich over taal: hoe taal seksueel geweld normaliseert en hoe taal inwerkt op onze erotische verbeelding. Geweldloze verhoudingen scheppen via taal is voor haar zowel een kwestie van nieuwe talen schrijven als oude of bestaande talen herinneren. Lees meer

Bestel de bundel ‘Ik wil, wil jij ook!’

Op zoek naar een intiem, verzachtend en verzettend cadeau? Voor maar €10 bestel je de bundel ‘Ik wil, wil jij ook?’, een voorstel voor een nieuwe taal om over seksualiteit te spreken. Met ploeterende brieven en prikkelende beelden. Alleen te bestellen vóór het einde van dit jaar en zolang de voorraad strekt!

Bestel nu