De intercom doet het niet maar ik hoor hem hijgen door de kier van de deur. Ik ben aan de andere kant van die deur binnen in het huis van mijn ouders. De man staat in het trapportaal. Er klonken net klappen bij de buren. Toen snikken. Een gillende buurvrouw. Nu de stemmen van twee agenten en twee walkietalkies.
Het is 3:30, ik sta bij de deur en ik ben bang. In het huis van de buurvrouw zijn kleine kinderen. Zijn ze veilig? Ik durf het niet te vragen. De man, de ex van de buurvrouw roept ‘Hou je bek hoer’ en wordt tegen onze deur aan ingerekend en meegenomen naar het bureau.
‘U mag hier niet zijn,’ zegt de agent tegen hem. ‘U hebt een contactverbod.’
Er zijn geen sporen van inbraak. Iemand heeft voor hem opengedaan. ‘Het spijt me,’ huilt de buurvrouw.
Als ik de volgende dag naar beneden loop, is de buitendeur ingetrapt.
Twee dagen later smeert een werkman van de woningbouwvereniging lijm in de barst. ‘Dit is compleet veilig tegen alles,’ zegt hij, ‘behalve als idioten hier de deur komen intrappen natuurlijk. Dus wel even zorgen dat hier geen rare types komen.’ De kier in de deur zit er nog steeds. Mijn andere buurvrouw slaapt niet meer, vertelt ze.
Zes dagen later span ik mijn kaken aan omdat de bel klinkt, sinds kort heeft de deurbel die uitwerking op mij. Ik verwacht een pakket dus ik ren naar beneden, telefoon bij me voor het geval dat … welk geval eigenlijk, je weet maar nooit. Twee werkmannen van de woningbouwvereniging staan in de hal.
‘Komt u de intercom repareren?’ vraag ik met mijn hart dat nog natimmert in mijn borst.
‘Nee,’ zegt de werkman, ‘Leveranciersproblemen.’
‘Wat?’
‘Problemen met de meldsystemen.’
‘Hoelang duurt dat?’
‘Kunnen we niet zeggen.’
‘Een week, een maand?’
‘Als het u een veiliger gevoel geeft mevrouw, kunnen we best zeggen een maand.’
‘Maar wat moeten wij dan in de tussentijd? We weten niet wie er aanbelt. Er zijn hier gewelddadige mensen in het trappenhuis.’
‘Als er bij u gebeld wordt, mevrouw …’
‘Ja?’
‘Dan stellen wij deze oplossing voor:’
‘Ja?’
‘Niet opendoen.’
‘Maar, wat? Wij verwachten ook mensen. En post. En ik heb toch ook voor u opengedaan.’
‘Had u dus niet moeten doen. Niet opendoen, en meteen aan de bel trekken als u het niet vertrouwt.’
‘Maar het belsysteem doet het niet, soms komen er ook mensen die we wél vertrouwen, en als ze echt willen trappen ze de deur in!’
‘Aan de bel trekken, mevrouw. Goedemiddag weer!’
Ze gingen weg.
Deed ik open toen een vriend langskwam om zijn schoenen op te halen, en me toen plotseling op mijn bed duwde en zoende? Ja. Dacht ik toen nog hoe erg ik me schaamde als mijn broertje het gehoord zou hebben, omdat het mijn eigen schuld was? Ja. Ging ik zelf in de auto zitten bij de vriend die me bij de pont zou afzetten maar me begon te strelen in de rijdende auto? Ja. Nam ik op toen een dichter me – weliswaar op een raar tijdstip – belde dat hij mijn poëzie ging helpen uitgeven? Ja. En toen ik hem namens mijn baas bedankte voor zijn deelname aan een literair evenement, was ik toen voor wel een volle minuut alleen met hem? Ja. Liepen er vlak daarvoor en vlak daarna nog mensen naar binnen en was zijn vrouw een kamer ernaast? Ja. Stonden er camera’s aan en betastte hij me toch? Ja.
Gelukkig had een beter meldsysteem alle onveiligheid opgelost.
Betreden op eigen risico
Ik droeg een rokkostuum met een zweepje toen ik hem ophaalde uit zijn hok
De hele vrouwheid sprak er schande van
‘Ze horen achter tralies en daar zitten ze niet voor niets’
Het stro van de piste knisperde
Van hoek tot hoek ijsbeerden zijn ogen, tot de deur uit het slot viel,
hoe dat kan weet ik ook niet
Betreden op eigen risico
Niet voeren
Ik had een mand voor hem
Het werd al gauw duidelijk dat hij liever bij mij in bed
Natuurlijk hield ik hem vast
Vlees schafte ik af. Hij at het niet zolang ik hem het niet gaf
Huilen kon hij. Zijn tong was zacht
Nu haalt hij alleen uit als hij je niet vertrouwt
Ga dan bij jezelf te rade: ruik ik raar, wat heb ik aan, breng ik hem in de war?
Ik nam hem mee naar een feestje
‘Ik heb er al heel lang geen meer in het wild gezien,’ zei een vriendin, ‘sinds de Wet’
Ik was de lijn vergeten
‘Is het niet levensgevaarlijk?’ zei een ander
Mijn ogen ijsbeerden de kamer door
Rokkostuum na rokkostuum
Ergens in huis viel een deur uit het slot
‘Ik heb hem onder controle,’ zei ik
Ik loog
Beeld: Longxiang Qian via Pexels