In Als de bodem niet dragen kan schrijft Anouk von Seida over de betonplaten op een boerderij en het onverwachte leven dat zich daarin afspeelt.
Ze lag gespreid op haar rug, op de grijze massa van de betonplaten achter de koeienstallen. Mestgeur drong haar neus binnen, vermengde zich met de zachte wind, kleine stukjes stro kleefde door achtergelaten drek in haar haar. Het kille, harde beton drukte tegen haar billen en schouderbladen, de contactpunten werden langzaam gevoelloos. Vanuit haar ontsprong een rechte lijn als een strak gespannen postelastiek de wolken in. Door het geloei en gebonk vanuit de koeienstallen heen hoorde ze de lijn zoemen, als een stopcontact waarbij het te lang duurt voordat je achterhaalt welke.
Als kind maakte ze eiffeltorens van postelastieken. Dan vouwde ze uitgestrekte lussen om haar vingers en zette ze haar tanden in een van de vlezige lijnen. Haar voortanden zonken een stukje het rubber in, haar mond vulde zich met de smaak van notig plastic terwijl ze haar handen en gezicht ver van elkaar vandaan bracht, er zo een toren ontstond.
Nu strekte die toren zich als een hoogspanningskabel boven haar uit. Ze voelde hoe de lijn langer werd, hoe haar lichaam zwaarder werd. Het beton voelde alsof het zich aan haar vastklampte, de korrelige structuur schuurde haar huid. Het greep haar lichaam alsof het handen had gekregen. Het vormde om haar hals, klauwde aan haar bovenbenen en bracht haar steeds dieper onder de grond.
‘Laat mijn adem maar cement worden.’
Vlak voordat het beton zich over haar ogen sloot, het donker haar bijna omarmde als een zoen die net je lippen mist, keek ze naar hoe de deeltjes van haar rubberen hoogspanningskabel buiten hun maat getrokken werden. Ze zag hoe het postelastiek valer werd, hoe er rafelrandjes ontsprongen, altijd houdt de rek op.
Dus knapte het.
Ze voelde de trillingen van het kapotte elastiek door haar navel vibreren toen ze met een rotgang de bodem in zonk, een donkerblauwe gewichtloosheid haar omvatte. Er leefde een zee onder de boerderij. Ze opende haar mond en voelde ijskoud water naar binnen dringen, het vulde haar longen als pijlen in een blazoen, in haar mond proefde ze het zilt dat over haar gezicht streek, haar zicht leek te duizelen, het deinde mee met de torenhoge golven die zich ineens boven haar vormden, licht refracteerde door het water en liet tijgerstrepen op haar huid achter. Om haar heen rees reuzenkelp omhoog en ze probeerde zich vast te klampen, houvast te vinden, het brak af.
…
Er loeide een koe. De wind blies mestgeur haar neus in. Ze keek opzij. Een helblauwe klokjesbloem bloeide tussen de nerven van de betonplaten.

Anouk von Seida is een schrijver met een voorliefde voor vervreemding. Door hoofden te laten opblazen tot luchtballonnen verwerkt ze de alledaagse ervaringen van het leven. Ze behaalde de longlist van de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd en publiceerde onder andere in De Uitkomst.

Frann de Bruin brengt in haar werk thema's als de belevingswereld van een mens, herinneringen, mystiek en de natuur tot leven. Haar werk wordt omschreven als filmisch en mysterieus en ze houdt ervan traditionele technieken te mixen met digitale illustratie.