Onlangs bezocht ik met vrienden de tentoonstelling In the Black Fantastic in de Kunsthal in Rotterdam. Geen van ons had goed gelezen wat er precies te zien zou zijn, dus we liepen enigszins overrompeld door wat een soort parallel universum leek. De tentoonstelling bestond uit hervertellingen uit de Afrikaanse diaspora, een alternatieve tijdslijn die de geschiedenis, het heden en de toekomst tot een magische, opnieuw verbeelde wereld vormde. Zo zag ik onder andere een kaart van Sierra Leone, waar mijn vader vandaan komt, in sprookjesachtig zwart en goud, en Lina Iris Viktors zelfportretten als moderne vrouw in traditionele West-Afrikaanse klederdracht. Terwijl ik rondliep door kunst waarin zwarte mensen centraal stonden, wist ik dat ik hier op de een of andere manier mocht, of eigenlijk móést zijn.
Het grootste gevoel van herkenning kwam echter pas toen we In the Black Fantastic uitliepen om nog wat andere tentoonstellingen te bekijken. Een verdieping lager wemelde het van de kinderen in jurkjes die stonden te kijken naar illustraties van een meisje met een kroon. Dat bleek Arabella te zijn, volgens het bijschrift 'een Zwart prinsesje met een eigen wil die alledaagse dingen beleeft, gemaakt door schrijver en illustrator Mylo Freeman'. Ik lees verder: ‘Het karakter prinses Arabella ontstaat nadat Freeman van een Surinaams meisje hoort dat zij ervan overtuigd is dat prinsessen altijd wit en blond zijn. Het meisje vond zichzelf niet geschikt om de rol van prinses te spelen in het schooltoneelstuk. Ze zei: "Er bestaan toch helemaal geen Zwarte prinsesjes?"' De laatste zin stak, omdat hij zo triest, maar herkenbaar was. Het bijschrift bracht me namelijk terug naar een soortgelijk gevoel dat ik twintig jaar geleden had.
Toenmalige beste vriendin G. en ik waren tien en in de ban van popprinsessen. Onze verzameling bestond uit merchandise in de vorm van dekbedden, barbiepoppen, en allerhande stickers en kaarten die we bij de sigarenboer kochten van ons zakgeld. Bij ieder nieuw popalbum raceten we met onze ouders naar de Free Record Shop. Had een van ons een felbegeerde cd iets eerder in bezit, dan was de ander stikjaloers. Wie anders dan wij - überfans, zelf ook jong en charmant - konden de magie van de grootste Amerikaanse podia naar ons schoolpodium in Amsterdam Westerpark te brengen? Het enige dat ons in de weg stond was uitvinden wie de meeste coupletten op zich mocht nemen op het podium. Ons gekibbel werd onderbroken door G’s moeder. 'Ik vind dat G de meeste coupletten mag playbacken,’ zei ze streng, ‘want zij is blond, dus zij lijkt het meest op de zangeres.’
Ik was immers een bruin meisje met krullen en stevige dijen en ik leek in niets op de leuke meisjes en vrouwen die in het leven de hoofdrol mochten spelen
Ik zal het gewicht van die opmerking niet direct hebben begrepen, maar ik liep gekwetst en boos naar huis. Ergens bevestigde G’s moeder namelijk wat ik al een tijdje dacht: alleen witte meisjes konden prinsessen zijn. Als er in de jaren 90 al bewonderenswaardige vrouwen en meisjes waren in film en op TV, in muziek en in boeken, zagen ze er compleet anders uit dan ik. Zag ik mezelf enigszins terug, dan was het karakter een marginaal, eendimensionaal figuur. Ik zocht vaak naar vrouwen die ik ‘kon zijn’, waar ik mezelf in terug kon zien. Veelal waren die er niet, zoals in het popprinsestijdperk waar ik destijds zoveel plezier aan beleefde. De opmerking van G’s moeder leek, hoewel ze zich vast nergens van bewust was, niet alleen iets over mijn plek op het podium, maar ook iets over mijn positie in de maatschappij te zeggen: als ik door mijn kleur niet thuishoorde op het podium, was dat dan overal zo?
Ik merkte inderdaad al snel wat voor impact die middag op me gemaakt had. Een aantal maanden na het playback-debacle zou mijn klas als afscheidsmusical Grease opvoeren. Onze lerares koos mij uit om de hoofdrol van Sandy te spelen, iets dat ik een jaar daarvoor waarschijnlijk graag had gedaan. Maar nu stelde ik me voor dat er tientallen versies van G’s moeder in het publiek zouden zitten die allemaal naar mij zouden wijzen, of nog erger: me uit zouden lachen. Ik was immers een bruin meisje met krullen en stevige dijen en ik leek in niets op de leuke meisjes en vrouwen die in het leven de hoofdrol mochten spelen. Het leek me beter als ik de de rol van Sandy inruilde voor de bijrol van Frenchie. ‘Zij ziet er met haar roze haar net zo vreemd uit als ik met mijn kroezige krullen,’ redeneerde ik. Het bleek een voorbode van jaren aan onzekerheid, het verbergen van mijn haar, het minimaliseren van mijn lichaam, het uitwissen van mezelf.
Ik lachte en troostte haar: trek je er niets van aan, want zwarte prinsessen bestaan wél
Twee decennia later liep ik door prachtige ruimtes die gecreëerd waren door mensen die eruit zagen als ik. Hoewel het twee compleet verschillende tentoonstellingen waren, vond ik het veelzeggend dat zowel het fantasierijke In the Black Fantastic, als het alledaagse van prinses Arabella, een wereld creëren waarin zwarte mensen eindelijk een plek innemen die een volledig, driedimensionaal mens nodig heeft. Omgeven door kunst waarin ik mezelf terugzag, voelde het alsof ik mijn eigen, alternatieve tijdslijn in was gestapt. Alsof deze realiteit, hier in de Kunsthal, er altijd al was en ik er altijd al had mogen zijn.
Het was alsof er iets op zijn plek viel. Het gewicht van mijn herinnering - en de daaropvolgende impact - gleed van me af. Ik stelde me mezelf voor als tienjarig meisje in G’s kamer: een meisje met lichtbruine huid, springerige krullen en een beteuterd gezicht. Ik lachte en troostte haar: trek je er niets van aan, want zwarte prinsessen bestaan wél.

Aisha Mansaray (zij/haar, 1988) studeerde Engelse taalwetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Is o.a. columnist van Hard//hoofd en OneWorld, en hoopt ooit zo goed te worden als Amerikaans schrijfster Vivian Gornick.

Anna June (1994) is een illustrator uit Leiden en werkt voor verschillende opdrachtgevers. Haar tekeningen gaan vaak over ‘hoe mensen doen’, dieren, identiteit en ongemak. Ze is oprichter van het Leidse makerscollectief ROEM, een stichting die jonge makers ondersteunt en samenbrengt.