‘In Leidsche Rijn ruikt het altijd naar wasverzachter,’ vertrouwt J. me toe.
Het is een koude, zonnige zondagmiddag in maart en I. en J. nodigen me uit voor een fietstochtje. Ik had meer zin om bij hen thuis warm op de bank een borrel te drinken in plaats van door de kou te trappen. ‘Tien minuutjes fietsen maar! Dan kunnen we je een stukje van de stad laten zien dat je nog niet kent.’ Uiteindelijk stem ik toe: wie ben ik om in deze tijden een frisse neus in combinatie met sociaal contact af te slaan.
De tocht blijkt niet naar een charmant natuurgebied of een pittoresk wijkje te leiden, maar naar Leidsche Rijn: een gigantische nieuwbouwbuurt in Utrecht. Als we het kanaal overgestoken zijn, roept I. trots dat we nu in het geografische middelpunt van de stad Utrecht zijn: het nieuwe stadsdeel dat zich aan de westzijde van het kanaal heeft ontwikkeld loopt in een lang raster van elkaar kruisende straten verder door dan we kunnen kijken; even ver dus als het oudere deel van de stad waar wij in wonen, inclusief buitenwijken ten oosten ervan. Er is een transferium, er is een winkelcentrum (‘dat is het hart van Leidsche Rijn,’ aldus J.) en een gigantisch park dat uiteindelijk onze bestemming blijkt te zijn.
De omgeving voelt zowel onnatuurlijk als comfortabel.
We fietsen door een tuin ontworpen door architect Piet Oudolf. Het is het prille begin van de lente, er staan bijzondere planten in bloei. J. wijst me enthousiast op het bord aan het begin van de tuin waarop de tuinarchitect in een kleurrijke maar onbegrijpelijke beeldtaal het ontwerp van de tuin heeft geplaatst. We fietsen verder door het park. De gemeente heeft duidelijk haar best gedaan om het hier leuk en mooi te maken. Er staan bijzondere bouwsels, er zijn vrolijke bruggetjes, er is een straat die de Ketjapweg heet. Bij een viskraam bestellen we een grote portie kibbeling met knoflooksaus die we op een bankje in een waterig zonnetje opeten. De omgeving voelt zowel onnatuurlijk als comfortabel.
J. biecht op dat I. en hij hebben gekeken of ze een huis kunnen huren hier in de buurt. Op dit moment wonen ze nog in een heel kleine, oude benedenwoning in een charmante wijk, maar ze zijn op zoek naar iets groters. Alleen in een Vinexwijk als deze zouden ze dat kunnen betalen. Ze hadden een huis met drie slaapkamers en een ligbad gezien. J. zegt het alsof hij zich een klein beetje schaamt. Dat snap ik: we hadden elkaar liever een jaren ’30 huis met houten vloeren en hoge plafonds gegund, maar ondanks dat we helemaal niet zo slecht verdienen, zijn de opties zacht uitgedrukt beperkt.
Ik verzeker J. dat een nieuwbouwwoning in een Vinexwijk heerlijk zal zijn, en dat ik langs zal komen, ook al moet ik een stukje verder fietsen. Met liefde zal ik wekelijks komen badderen in hun ligbad. J. en I. in Leidsche Rijn: het zou onnatuurlijk en comfortabel voelen. Precies zoals wasverzachter.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Dymphie Huijssen (1995) is een illustrator en animator die zich bezighoudt met het visualiseren van complexe gevoelens. Haar werk kenmerkt zich door een zekere elegantie, kwetsbaarheid en een tikkeltje melancholie.