Wat je op het nieuws ziet: Zendaya en Cardi B op het Met Gala, strompelend in hun jurken. Wat je niet ziet: het jongetje in midden-Rafah, strompelend, zonder benen. De krantenkoppen: ‘Pro-Palestinaprotest op universiteitscampus, kampement, onveilige situatie.’ De koppen die je niet ziet: ‘De studenten zitten in het gras, er wordt gezongen, mandarijntjes worden gedeeld. Zeer veilige situatie.’ Wat je ook niet ziet: het EHBO-team van het protest, dat haar eigen matjes beschikbaar stelde voor als je even wilde liggen. Of het meisje dat drie keer langs álle aanwezigen liep om te vragen of ze eten, drinken of een wc nodig hadden. Niemand die een artikel over haar schrijft. Maar ik heb haar gezien.
Wat je zult zien op AT5 nieuws: ‘Zo ziet het ontruimde UvA-gebouw er nu uit!’ Close-ups van eten, graffiti en in haast achtergelaten menstruatieproducten. Wat je niet zult zien: het meisje dat ik, om 2:00u ’s nachts - toen de meesten sliepen - uit zichzelf met een vuilniszak zag opruimen. Ook niet op AT5: ‘Zo ziet het bibliotheekhoekje eruit!’ met close-ups van literatuur en lezende mensen. Wat de aanwezige pers zich afvroeg: ‘Waarom zijn jullie hier eigenlijk?’ Wat ze niet uitzonden: het rustig geformuleerde antwoord, dat algoritme-technisch helaas langer duurde dan drie seconden. Maar ik heb het gehoord.
Wie de NOS als eerst interviewt over de UvA-demonstratie: studenten van Tel Aviv University. Wie de NOS niet interviewt: de UvA-student N., naast me op het terrein, die zijn scriptie (politicologie) zat af te typen tot de ontruiming. Of UvA-alumnus en PhD’er H., bij de supportdemo, die al jaren trainingen over actievoeren geeft. Activist R. die onvermoeibaar informatie, eten en drinken aandroeg. En wat kiest de NOS niet als kop voor de voxpops: ‘Ik wil ook een protest organiseren!’ Dat is een quote van een Israëlische student aan het eind van dit filmpje, ik citeer: ‘Ik vind dat de oorlog moet stoppen.’ Wat kiest de NOS wel als kop: Israëlische studenten over acties bij UvA en UU: ‘Ze weten niet waar ze het over hebben.’ Maar die kennis is er.
Niet geïnterviewd: mijn joodse vrienden die meeliepen in de demonstraties. Inclusief hun ongemak bij sommige leuzen en hun loyaliteit aan Israëlische familie
Wie geen plek kreeg aan een talkshowtafel: de post-doc en onderzoeker Maya Wind, die achter haar bureau urenlang gebogen zat over papierwerk, die de directe en indirecte banden van onderwijsinstituten met wapens, oorlogswetgeving en economische uitbuiting blootlegt. Haar monnikenwerk. Een enkel artikel in de krant (achter de paywall). Wie wel bij Op1 zat: Henkjan Smits, om Joost Kleins te duiden. Wie het tv-statement over oprukkend antisemitisme mag doen: Mirjam Bikker (ChristenUnie), zelf niet joods. (Met een ontkrachte claim, dat er ‘lijsten joden’ rondgingen). Niet geïnterviewd: mijn joodse vrienden die meeliepen in de demonstraties. Inclusief hun ongemak bij sommige leuzen en hun loyaliteit aan Israëlische familie. Zij komen tóch, omdat ze de hoofdboodschap van het protest steunen: economische sancties aan Israël en alles op alles voor een staakt-het-vuren.
Wie namens de UvA mag spreken: het bestuur Geert ten Dam, Jan Lintsen en Peter-Paul Verbeek, die geen werk willen maken van een boycot, maar wel vanuit hun kantoren protocollen opstellen over hoe protest toch echt vreedzaam kan verlopen – en intussen de ME op het protest afstuurt. Wat je niet ziet: de UvA-docenten die ik sprak, die zeiden ‘Ik ben hier omdat ik zag hoe ze mijn studenten in elkaar sloegen. Ik heb ze geleerd kritisch na te denken over onze economie en politiek. Ik ben trots dat ze dat nu doen.’ Maar ik weet dat deze mensen er zijn.
Wat viraal gaat via Geenstijl: ‘Studenten roepen “Auschwitz!”’ Wat niet viraal gaat: de rectificatie, dat het bleek te gaan om ‘our streets.’ De tweet die je ziet: ‘Er komen nu mensen met winkelwagens vol bakstenen aanrennen!’ Je leest niet waar die bakstenen dan terecht kwamen. Niet gegooid naar een ruit of agent, maar als verzwaring op een pallet gebruikt. De overige in een vorm gelegd: Free Palestine. Wat je ook niet ziet: een vrije Palestijn. Of een burgemeester die zegt ‘ook wij als gemeente zullen kritisch kijken hoe we onze financiële link aan genocide stop kunnen zetten.’ Of de landelijke politiek die iets doet als boycots, sancties of een staakt-het-vuren. Wat bijna niemand ziet: de Groenlinks-fractiemedewerker uit Wageningen die zich wel uitsprak voor de demonstranten. Maar het is wel gezien. Het is niet onopgemerkt gebleven.
‘Alle Ajacieden: overrijden, land uitzetten, beschieten met kogels’
Wat je ziet: iemand die een spuitbus werpt (ammoniak? Of gewoon verf? Nergens gefactcheckt, we zullen het nooit weten) en een ander die vuurwerk gooit naar de politie. Wat je niet ziet: de duizenden vreedzame studenten die zich wel voor hun kop kunnen slaan, de trainingen die ze hebben gevolgd over geweldloosheid, de studenten die ertussen springen, ‘rustig, rustig’ roepen, die zich niet met het geweld willen associëren. Wat je zult lezen: dat iedere demonstrant tuig is: ‘overrijden’, ‘land uitzetten’, ‘beschiet ze met kogels’. Je zult nou nooit zult lezen dat iedere voetbalsupporter een hooligan is: ‘alle Ajacieden: overrijden, land uitzetten, beschieten met kogels.’
Wat je nog niet ziet: hoe we straks verder zullen leven, als elke rode lijn overschreden is, alles uitgevochten en vernietigd. Als de grensovergang in Gaza ooit open gaat, welke vluchtelingen er dan zullen komen. Palestijnse, misschien ook Israëlische. Hoe ze ook hier zullen zijn. Hoe we elkaar ooit zullen moeten vergeven. Ik zie het voor me en ik denk aan 2014. Ik zat met mijn broer in een restaurant, op vakantie in een – toen – betrekkelijk rustig land. Om ons heen ging de muziek plotseling over in oorlogsliederen. Jong en oud zat in dat restaurant, kinderen die aan de benen van hun moeders jengelden, studententypes. Iedereen zong mee. Twee seniore heren, op het oog vrij ingedut, richtten zich springlevend op. Ook zij zongen mee, stampten met hun voeten, hun ogen glinsterend van een lang ingeslapen vuur. Dit was niet Palestina, maar Noord-Ierland. Nu vredig, ooit een bakermat van strijd. En de hele pub zong luidkeels: ‘O go on home, England, go on home (o fuck off home)! You will never beat the I.R.A. (No way)!’ De volgende dag gingen ze weer naar hun werk, dronken Engelse thee bij het ontbijt, zagen op straat de buurman die ze twintig jaar geleden beschoten had.
In de documentaire Once Upon A Time In Northern Ireland over de Noord-Ierse burgeroorlog van de jaren 60 tot 1998, ‘The Troubles’, worden beide kampen geïnterviewd. De Britse soldaten die vochten om Noord-Ierland bij het Verenigd Koninkrijk te houden en de Iers-georiënteerde IRA-strijders: het soms gewelddadige verzet. ‘It just depends on what you call a ‘terrorist’ But to me, it’s them’, zegt een Noord-Ierse vrouw over de Britten. ‘They inflicted terror on my life. They are my terrorists.’ Een Britse geïnterviewde zegt het omgekeerde. Ze wonen bij elkaar in de wijk. De tijd van de blinde haat is verdwenen, die heeft plaatsgemaakt voor een kille vergeving. De geïnterviewden zijn oude mensen met grote oren en bobbelneuzen geworden, eenvoudig, maar op jonge leeftijd hadden ze al een vermoeide trek op hun gezicht. Eén man ontmoet de soldaat die hem blind heeft gemaakt. Die heeft geen spijt, zegt hij. Pas na zeven jaar met elkaar praten volgt een toenadering, en excuses. Je vraagt je af wat de blinde man bezielt om zijn belager steeds op te zoeken. Maar later begrijp je het. Het is te zwaar, en kost te veel energie om een wrok te blijven dragen. Hij wil ervanaf. Ze willen vergeven, omdat haat dragen moe en oud maakt. En zo, zo zal het hopelijk gaan, maar je zult het niet zien op het nieuws. Hooguit in een documentaire.
Maar ik zal het laten zien. Het zal niet onopgemerkt blijven.
De kinderen maken nu grappen
over de oorlog, trappen een bal, daar waar ze jou in je hoofd –
niet aan denken.
De zon zakt bloedrood op het plein waar de strepen nog staan
toen we op een lijn –
niet aan denken.
De kinderen noemen hun voetbalteams
naar de strijd, mijn kleinzoon in de verkeerde
kleur, de kleuren, het blauw, het rood, het zwart – niet aan denken.
Oma, waarom kun je niet meer lachen?
Op 34 woont de man die jou heeft vermoord
Ik laat hem voor bij de bakker.
’s Avonds kneed ik het deeg heel hard, met de hand – niet aan denken.
Niemand zal het snappen.
We eten weer, we maken weer grappen.
Ik draag alles mee in mijn heupflacon,
bewaar mijn vergeving koud.
Op 35 woonde de man die ik heb vermoord voor jou
Ik loop elke dag langs. En dan kijk ik of het al slijt.

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Jasmijn ter Stege (zij/haar) is illustrator werkend vanuit Den Haag. In haar werk laat ze graag kleurrijke metaforen, zachte vormen en stevige verhaallijnen het woord voor haar overnemen.