Iskra de Vries is niet van een koude kermis thuisgekomen, maar naar een koude kermis vertrokken. Voor ons magazine Lief Kutland schreef Iskra een verschroeiend eerlijke break-up brief aan het adres van ons kikkerlandje.
Nederland,
Kan jij je überhaupt nog iets herinneren van onze eerste uitwisselingen? Over de veelbelovende woorden die je zacht en teder in mijn kinderoor fluisterde over alle kansen en dromen die ik waar zou kunnen maken onder jouw toezicht? Over je liefdevolle behulpzaamheid bij al mijn pogingen tijdens het schetsen van het mythische westen, bij het inkleuren van alle lijnen met uiterst rooskleurige tinten? Ik heb je optimisme ingeslikt zonder na te denken, de bijsluiter ervan ceremonieel in de fik gestoken. De belabberde leefomstandigheden van mijn moederland waren met inkt permanent in mijn huid geïnjecteerd. Zwevend in toekomstig pracht en praal nam ik afstand van alles en iedereen, knipte ik zonder erbij na te denken mijn navelstreng met Polen door - betoverd door en smachtend naar ons versmolten bestaan.
Ik hoefde echter niet lang te wachten op de eerste scheurtjes in onze prille relatie. In een volgepakte gezinsauto met rammelend bestek in de kofferbak, net toen we de grens tussen Duitsland en Nederland passeerden, kon ik maar moeilijk geloven dat de nietszeggende en vlakke grijze velden de door jouw beloofde aarde karakteriseerden. Al maandenlang fantaseerde ik per slot van rekening over een land met oranje gras, versierd met een ontelbaar aantal kermisattracties die zonder enige logica door alle delen van het land geplaatst zouden zijn, als een soort embleem voor je welvaart. Jij was tenslotte een bijzonder rijk land, dat heeft mijn familie maar al te vaak tussen neus en lippen door laten vallen. Teleurgesteld achteroverleunend in de autostoel gaf ik mijzelf de schuld van alles – de ongeremde spinsels over ons samenzijn waren de som van mijn kinderachtige ongerijmdheid, ik was immers pas tien jaar oud.
Nog altijd verblind door onze kalverliefde stelde ik geen vragen, in opdracht poetste ik zelfs mijn Poolse accent goedmoedig weg
Na onze eerste omhelzing veranderden al gauw voelbaar de voorwaarden van je affectie. Op afstand was je verwelkomend en geduldig; niets of niemand kon onze verbintenis breken. Maar eenmaal in Nederland moest ik zo rap mogelijk in een door jou gevormde mal veranderen: assimileren, tot in de komma’s en de puntjes. Nog altijd verblind door onze kalverliefde stelde ik geen vragen, in opdracht poetste ik zelfs mijn Poolse accent goedmoedig weg. Hoewel je liefde niet onvoorwaardelijk bleek te zijn, waren je liefkozende woorden nog altijd verzachtend en hoopgevend. Als een pooier isoleerde je me van mijn thuis. Ik daarentegen, maakte gedwongen zwetend en hijgend tegelijkertijd overuren – als een inwisselbare sekswerker uit Oost-Europa spreidde ik mijn benen om al je opwellingen op te vangen.
Denk maar niet dat dit een liefdesbrief is. Je hebt mij voor de gek gehouden, wist je dat? Bedrogen en gebruikt. Als een virus ontmantelde je mijn immuunsysteem waardoor ik goed niet meer van kwaad kon onderscheiden – bezeten bezweek ik. De uitvinding van het Polenmeldpunt door de PVV, of zelfs het Nederlands hitje Een bussie vol met Polen bleven de beleving van mijn geboorteland verder kleuren. Niet de wódka maar de overtollige stereotyperende verhalen over mijn volk maakten mij aan het braken. Wat er van je beloftes is overgebleven? Weinig. Mijn broertje is geëmigreerd – gevlucht – naar Spanje. Zijn zware werk is nooit erkend in Nederland en de pesterijen hebben hem hier weggedreven. De botten van de vader van mijn zusje zijn op een te vroege leeftijd versleten geraakt, door al het bukken, reiken en tillen om jou te renoveren – maar stoppen met schilderen is geen optie, een pensioen heb je hem niet gegund. Mijn moeder is neergeslagen. Mijn grootouders zijn alleen aan hun lot overgelaten in Polen, overschaduwd door eenzaamheid, gebukt onder de as van tabak.
Mijn volwassenheid begint in een tijdperk waarin politici kunnen schuilen achter hun geheugenproblemen, waarin politiek zich nog enkel leent voor het managen van crises
Je verleidelijke stem werpt zich zelfs nu nog op de voorgrond: ‘Maar mijn liefde heeft jou toch niet teleurgesteld?’ vraag je aan mij. ‘Je floreert, geniet, plukt de vruchten van ons beloofde samenzijn.’ Ik boen je loze woorden van mijn lijf af onder een koude douche; precies even hard, als niet harder, wanneer ik na een potje betekenisloze seks met een vreemde de onbekende geuren van mijn huid poets. Ja, ik ben inmiddels universitair opgeleid, maar mijn studieschuld (inclusief de onlangs vastgestelde rente) hijgt onophoudelijk in mijn nek. Mijn volwassenheid begint in een tijdperk waarin politici kunnen schuilen achter hun geheugenproblemen, waarin politiek zich nog enkel leent voor het managen van crises – een neoliberaal beleid waarin de zogenaamde authentieke ‘ik’ in een meritocratische ratrace geboren wordt. Een stabiele woonsituatie heb ik nog nooit gekend, het huren van een geschikte en betaalbare woonruimte kent inmiddels de sprookjesachtige cadans van een romantisch gedicht met een gelukkig einde, even ongrijpbaar als de klanken die je eens uitsprak. De vrijheid waarmee je ons gelokt hebt is eveneens onwaar gebleken; enkel de verplichte opvoering van het heteronormatief tweeverdienersmodel (met een 9-tot-5-mentaliteit) kan mij in de begeerde vastigheid voorzien. Maar wat nou als mijn dromen verder reiken dan dat?
Door de zwaarte van je bedrog zijn mijn benen verlamd geraakt, waardoor je eens bevruchtende zaad zich niet meer in mij kan nestelen. De precaire condities van mijn bestaan tasten langzaamaan mijn organen aan – hoeveel langer kan ik nog teren op de door jou verwekte illusies van hoop, gezondheid en rijkdom? Ik ben kotsmisselijk geworden door de aanhoudende taalbarrières en de lang onbegrepen culturele hordes binnen mijn familie, de zure schaamte om het Slavische accent van mijn moeder die ik gedwongen moest verteren. Ziek, zoals ik mij nog altijd voel. Bekocht en bedrogen. Of ben ik nou echt een van de weinige ongelukkige gelukszoekers die tegenwoordig afhankelijk is van haar dagelijkse dosis gelukshormonen in tabletvorm?
‘Maar dan ga je toch lekker terug naar je eigen land…’ Mijn land. Verslagen zucht ik. Wat is mijn land precies? Mijn moedertaal is uit mijn brein verdampt, evenals mijn blinde vertrouwen in jou. Dit is de tragische werkelijkheid van veel migranten, vermoed ik. Ik ben niet langer Pools genoeg daar, nooit Nederlands genoeg hier. Altijd de Ander moeten zijn, wat in een verknipte wereld enkel kan leiden tot jezelf dwangmatig in onnatuurlijke vormen willen wringen om mee te mogen genieten van alle beloftes van het land. Ik zit vast, vast tussen twee landen, twee culturen, twee groepen mensen – gespleten als dood haar.
Iskra

Iskra de Vries is promovendus aan de Universiteit van Amsterdam en werkzaam in een interdisciplinair onderzoeksproject over abortus- en mensenrechten aan de Universiteit van Warschau.

Carlyn Westerink is een potlood-tekenaar uit Amsterdam. Complexe constructies, symboliek, organische vormen en dromerige landschappen waarbij de waarneming soms uit zijn context wordt getrokken, zijn kenmerkend voor de beelden die ze creëert.