In dit essay analyseert Loulou Drinkwaard de tegenstrijdige etiquetten die haar zijn geleerd of opgelegd: ‘Tussen u en jou in, zweef ik. De waarden van mijn vader in mijn ene hand en de waarheid van mijn moeder in mijn andere. Mijn oma deelt de kennis van ons moederland en ‘De Nederlander’ bepaalt wat hoort. Ondertussen vond ik een alternatief. Zullen wij elkaar vousvoyeren?’
Mijn vader, Zwart, vond het belangrijk dat ik als kind leerde om volwassenen met ‘u’ aan te spreken. Dat is beleefd, vond hij. Voor ons gesprek tutoyeerde ik iedereen uit gewoonte. Om te oefenen zou ik hem, de schooljuf, buren, papa’s en mama’s van mijn vriendjes en de sportcoach aanspreken met ‘u’. Al hun spullen werden ‘uw’. Als de lokale slager mij een plakje worst aanbood, antwoordde ik met ‘dank u wel’. Binnen twee weken was dit mijn nieuwe normaal. Mijn vader verwachtte vanaf dat moment dat ik hem met ‘u’ zou aanspreken.
Mijn moeder, wit, was het hier niet mee eens. Zij vond dit niet van deze tijd. ‘‘U’ is afstandelijk en past niet binnen het gezin,’ zei ze. Daarmee was de discussie gesloten. Zo veranderde mijn vader als enige weer terug in ‘jij’.
Tot op de dag van vandaag houd ik mij aan de etiquette die mij op zesjarige leeftijd is geleerd. Ik vousvoyeer vreemden, zonder problemen. Althans, hier heb ik zelf geen problemen mee, maar de toehoorders soms wel. Er is één doelgroep die het hier vooral niet mee eens is, namelijk: de inheemse Nederlander van middelbare leeftijd. Van hen hoor ik terug: ‘Zeg maar ‘jij’ hoor, anders voel ik me zo oud.’ Ik voel me betrapt, alsof ik met mijn vinger in hun beginnende kraaienpoot heb geprikt. Terwijl ik simpelweg iemand welkom heet, de weg wijs of vraag naar het toilet. De beleefdheidsvorm benadrukt voor mij een sociale afstand en niet een leeftijdsverschil.
Mijn aangeleerde ‘u’ verandert voor sommige toehoorders in een belediging. Het begint klein, je vousvoyeert en je gesprekspartner begint te steigeren. Je tutoyeert tweemaal, om te laten zien dat je makkelijk bent in de omgang en dat jij je kan aanpassen aan de normen van de ander. Dan gaat het mis, de u glipt erdoorheen. Als door een wesp gestoken herhaalt de gesprekspartner dat u ‘voor je oma is’. U weet helemaal niet wat voor mijn oma is, denk je. Je neemt je voor om te tutoyeren, alsof het niks is. Het lijkt onmogelijk om mijn opvoeding en culturele bagage uit te zetten.
Als ik in de metro zit en ongemerkt mijn OV-chipkaart laat vallen, blijf ik voor leeftijdsgenoten in dezelfde wagon ‘jij’. Als ik diezelfde metro uitstap en naar mijn werk loop als docent Nederlands, word ik voor mijn leeftijdsgenoten ‘u’. Op mijn werk spreken de studenten van kleur en zwarte studenten mij eerder en langer aan met ‘u’. Ik laat hen begaan, dit is hoe zij het thuis hebben geleerd, net als ik. Op de gang hoor ik hoe ook zij de boodschap krijgen dat ze hun docenten ‘gewoon’ mogen tutoyeren. Het steekt mij dat deze witte norm hen zo wordt opgelegd.
Het beoordelen van ‘fatsoen’ is al sinds oudsher een koloniale daad
De afweging tussen het vousvoyeren of tutoyeren van een docent, is gemakkelijk op te lossen volgens Beatrijs Ritsema. Zij is auteur van Het Grote Etiquetteboek. Volgens haar zijn er een paar regels waar je je aan moet houden: ‘Degene die het oudste is, of de meeste macht heeft, bepaalt of er gevousvoyeerd of getutoyeerd wordt. Het kan niet het initiatief van de student zijn. Om te beginnen moet het dus altijd ‘u’ zijn.’
Achter het niet of wel vousvoyeren van de docent, schuilt een waardeoordeel. Wat is ‘gewoon’ of zelfs fatsoenlijk? Zo stelt een hoogleraar in de universiteitskrant van Utrecht: ‘Van Koningsbrugge vindt vousvoyeren de enige juiste manier om een docent aan te spreken. Gezien het leeftijdsverschil en het feit dat hij de opleider is, is ‘u’ gewoon fatsoenlijk, stelt hij.’ Zelf vind ik het opleggen van elke norm omtrent deze aanspreekvorm, niet meer van deze tijd. Al helemaal niet met ‘goed fatsoen’ als argument.
Het beoordelen van ‘fatsoen’ is al sinds oudsher een koloniale daad. Bijvoorbeeld bij het verbieden van zwarte cultuur, omdat dit niet voldeed aan de witte ‘fatsoensnormen’. Al in de tijd van de slavernij moesten tot slaaf gemaakte mensen zich houden aan verschillende verboden, zoals het verbod om met vlaggen en muziek op straat te komen. Ook na de afschaffing van de slavernij golden sommige verboden nog steeds. Zoals het verbod op Tambú, een muzikaal genre en een dansstijl die voornamelijk voorkomt op Curaçao, maar ook op Aruba en Bonaire. De Tambú is te herleiden naar Afrikaanse muziek en dans. Het gebruik is in de zeventiende eeuw door tot slaaf gemaakte Afrikanen meegebracht naar Curaçao, maar is in zijn huidige bestaansvorm een Curaçaose creatie. De Nederlandse bestuurders gaven de handhaving van de openbare orde, rust en veiligheid als verklaring voor het verbod. De dans zou van de duivel zijn en werd daarom kerkelijk verboden.
Ook vandaag de dag staat zwarte cultuur nog onder druk, omdat het onfatsoenlijk zou zijn. Dit bleek toen de organisatie van het Rotterdamse Zomercarnaval 2023 wilde optreden tegen bubbling. Daaronder verstaat de organisatie ‘twee mensen die seksuele bewegingen nabootsen’. Om te voorkomen dat deelnemers zo zouden dansen, deed de organisatie een beroep op hun fatsoen en normen en waarden en trad Stadsbeheer ‘coachend handhavend’ op. Na grote ophef en verontwaardiging is dit verbod ingetrokken.
Als ik vreemden met ‘je’ en ‘jij’ zou aanspreken, zou ik het gevoel hebben dat ik mijn zwarte opvoeding verloochen. Ik twijfel of ik zou moeten toegeven aan de wil van de oudere ander, uit respect. Met dit soort vraagstukken ga ik meestal naar mijn oma, zij heeft overal een mening over. Ik vraag aan mijn oma, Zwart, waarom witte mensen mij vragen om te tutoyeren. Ze kijkt me verbaasd aan. ‘Als er vroeger een wit persoon, een Nédérlándér, naar het dorp kwam, dan maakte je een buiging! En nu zijn wij hier en mag jij ‘je’ en ‘jij’ zeggen? Ik niet hoor, ik doe het zoals het mij is geleerd.’
Haar antwoord doet mij denken aan de Surinaamse slavenwetten uit 1777. Bijna honderd jaar voor de wettelijke afschaffing van de slavernij vond de Nederlandse regering het van groots belang om de verhoudingen tussen ‘Nédérlándérs’ en tot slaaf gemaakten vast te leggen. Misschien zelfs met als doel om omgangsvormen en machtsverhoudingen na de afschaffing in stand te houden. Raoul de Jong heeft deze wetten geparafraseerd in zijn boek Jaguarman: ‘Een aantal van die artikelen was duidelijk bedoeld om het verschil tussen de ‘slaaf' en de ‘meester' zo veel mogelijk uit te vergroten en te benadrukken. […] Er waren regieaanwijzingen voor de interactie tussen de 'meester' en de ‘slaaf': als de ‘slaaf' op straat een ‘meester' tegenkwam, keek de ‘slaaf' naar de grond en deed een stapje opzij. ‘Zo zou het voor een meester bijvoorbeeld een grote vernedering zijn,’ schreef een Nederlandse geschiedkundige in 1861, ‘zelven hunne pijp aan te steken, zich een glas water in te schenken of hunne schoenen uit te trekken.’’
Beleefdheid is voor mij een belangrijk onderdeel van mijn Surinaamse identiteit. Een deel van mij waar ik me fijn bij voel
Zo worden bepaalde machtsverhoudingen een automatisme. En als die machtsverhoudingen later op de schop gaan, wat betekent dit dan voor de keuze om te vousvoyeren? Gelukkig ben ik niet de enige Surinaamse Nederlander die hiermee worstelt. Journalist Nicole Terborg maakte de podcastserie Kweekje, mi kwekipikin. Een Kweekje, ook wel kwekipikin genoemd, is een kind dat niet opgroeit bij diens biologische ouders. Het kind wordt voor langere tijd opgevangen door andere familieleden of pleegouders. Het is een bekend verschijnsel in Suriname en bijna elke Surinamer heeft hier ervaring mee. Kolonialisme speelt een grote rol in de redenen waarom biologische ouders niet voor hun kinderen konden zorgen. Voor aflevering 3 van de podcast Ontworteld, gaat Nicole Terborg langs bij interdisciplinair onderzoeker Guno Jones. Ze weet niet hoe ze hem moet aanspreken. In haar afwegingen, die ze ook aan het begin van de podcast uitspreekt, komen de argumenten leeftijd, kleur en status samen: ‘Door mijn microfoon ben ik mij bewust van het feit dat dit gesprek straks beluisterd gaat worden door mijn leeftijdsgenoten. Nederlands en Surinaams. Ik zou kunnen tutoyeren. Maar oudere Surinamers vinden dat niet respectvol. Wat zal ik doen?’
Terborg begint het interview en ze ontdekken allerlei gelijkenissen. ‘Ik ben tweede generatie Surinamer, hoe zit het met u? Het is toch ‘U’ geworden,’ vertelt Terborg aan de luisteraars van de podcast. Ze houdt hierin toch rekening met de Surinaamse luisteraars.
Bij het vousvoyeren van onbekenden houd ik ook rekening met mijn Surinaamse identiteit.
Beleefdheid is voor mij een belangrijk onderdeel van deze identiteit. Een deel van mij waar ik me fijn bij voel. Een deel van mezelf dat vroeger ook onderdrukt moest worden, om te horen bij de groep, lees hier: witte Nederlanders. ‘U’ is voor strenge ouders, stelde mijn moeder. Maar wat is er mis met strenge ouders? En wie zegt dat kinderen die hun ouders ‘u’ noemen, meer afstand tot hun ouders ervaren? Ik denk terug aan een gesprek dat ik had met illustratielegende Brian Elstak. Hij vertelde over zijn motivatie om het kinderboek Hoe Anansi de verhalen van de wereld bevrijdde te illustreren. ‘Ik wilde mijn kinderen voorlezen en zij vroegen: ‘Papa, wanneer gaat u weer een verhaal tekenen om voor te lezen?’’ Wel die ‘u’. Ik denk terug aan het ritueel van mijn eigen vader tijdens het voorlezen. Met zijn drieën propten we ons in het bed van mijn broertje nadat we samen een verhaal hadden gekozen. Als ik terugdenk aan zwart vaderschap, dan denk ik ook aan die zachtheid. Het zijn de momenten waarop een woord als ‘u’ of ‘jij’ niets betekent.
Het idee dat iemand een waardeoordeel velt over hoe ik mijn eigen vader of ouders aanspreek, maakt me kwaad. De keuze om, wie dan ook, te vousvoyeren is nu de mijne.
Het is een persoonlijke keuze om een deel van mijn opvoeding en identiteit uit te dragen en te omarmen. Mijn afweging is werelden verwijderd van de mening van onbekende, autochtone Nederlanders. Het is niet (meer) hun taak om mij op te voeden. Ik let op mijn woorden en ik weet wie ik ben.
Mijn weloverwogen keuze staat vast en degene die mij hierin het meest heeft gestuurd, blijft toch mijn oma. Sinds het gesprek met mijn oma besluit ik te vousvoyeren, zoals het mij geleerd is. Ook als weerwoord tegen ‘zeg maar ‘jij’ hoor, anders voel ik me zo oud.’ Laat de verschillen tussen ons maar hoorbaar zijn. Ik zit gevangen binnen binair beleefdheidsdenken, tussen ‘jij’ of ‘u’. De test der aanpassing laat ik aan mij voorbij gaan. Tutoyeert u vooral voor uw comfort, dan vousvoyeer ik voor het mijne.
Loulou Drinkwaard is afgestudeerd als docent Nederlands. Na haar studie werd zij medeoprichter van Uitgeverij Wilde Haren, de kinderboekenuitgeverij die de diversiteit van Rotterdam weerspiegelt. Loulou schrijft voor verschillende journalistieke platformen over gelijkheid, jeugdliteratuur, zwartheid en (pre-)koloniale geschiedenis.
Brian Elstak is beeldend kunstenaar, en illustrator. Hij reageert vaak met zijn storytelling en kunst op actuele maatschappelijke onderwerpen. Zijn visuele stijl zit vol met verwijzingen naar (teken)films, comics, muziek en andere populaire cultuur.


















