Cynthia Zwijnenburg (zij/haar) is sinds ze zich kan herinneren gefascineerd door hoe machtsverhoudingen door echoën in kunst, taal en alledaagse symbolen – en de vormen van verzet die daaruit ontspringen. De rommeligheid van haar slaapkamervloer, waar ze een spoor van papierproppen, krantenknipsels en verdwaalde boeken achterlaat, is een daad van zacht verzet tegen de orde van het alledaagse. Ze werkt als medewerker archief bij het Literatuurmuseum.