En toen was het opeens zomer. We hadden wel een paar mooie lentedagen gehad, maar niet genoeg om ons geestelijk voor te kunnen bereiden op het hoofdgerecht. Alleen, kunnen we wel ooit echt voorbereid zijn? Of moeten we juist overvallen worden? Ik was niet de enige die nog wat onwennig was. De fietsers en wandelaars die ik passeerde hadden zich fleurig en luchtig gekleed, maar het flaneren ging nog niet bepaald vlekkeloos. Er hing een wolk van schaamte boven de blote ruggetjes. Ook was men wat sikkeneurig, als een jarig kind dat ’s ochtends al zijn cadeautjes krijgt en niet weet wat hij met de rest van de dag aanmoet.
Mensen houden ervan te verlangen. Daarom zijn de herfst en de lente eigenlijk de ideale seizoenen. In de herfst kunnen we dromen van naderende knusheid, in de lente van de stranden. Maar met de feestdagen lopen de spanningen te hoog op om iets van de gedroomde knusheid te bereiken en op vakantie blijkt het begeerde strand een bron van kopzorgen over koffers die niet zijn aangekomen en ledematen waar de vellen aan hangen. Als je er middenin zit, valt elk feestje toch een beetje tegen.
Maar goed, het was zomer en daarom ging ik naar het park. Ik had een boodschappentas bij me met daarin alle benodigde ingrediënten voor deze onderneming: een handdoek om op te zitten, een fles water om te drinken, een perzik en een banaan om te eten, een boek om te lezen en een iPod voor wat muzikale begeleiding. Tegenover de boom waaronder ik me installeerde werd op een barbecue een maaltijd bereid en speelden naakte kinderen met zo’n tol die je in de lucht moet zien te houden. Ik probeerde me op mijn boek te richten, maar kreeg de letters niet scherp. Ik was van mening dat de tijd was aangebroken om mij in het oeuvre van J.K. Rowling te verdiepen, alleen hoe kon ik nou onbevangen dit veelbesproken epos tot mij nemen? Dit was ongetwijfeld weer zoiets waar ik iets van moest vinden en waar ik grote betogen over zou moeten houden op allerhande gelegenheden. Ik scrollde door mijn muziek en besloot dat het nieuwe album van Ariel’s Pink Haunted Grafity een geschikte keuze was, dat scheen immers nogal zomers te zijn. De lome sixtiesrock met synthesizereffecten klonk wel gepast, maar terwijl ik een perzik tot mij nam bedacht ik me dat hier iets niet klopte. Deze hele vertoning in het park, de rondrennende kinderen en het sissende vlees op de barbecue, leken wel tot een film te behoren met uitsluitend figuranten. Waar waren de hoofdrolspelers gebleven?
Vorige week was ik op een housewarming van een vriend. ‘Waarom een housewarming?’ vroeg ik hem. ‘Je woont hier al drie jaar.’ Hij legde me uit dat het er indertijd niet van gekomen was, en hij de gemiste schade alsnog in wilde lopen. Zoals gewoonlijk op een housewarming hadden mensen kado’s van huishoudelijke aard meegenomen. Mijn vriend stalde ze uit op een tafeltje: een staafmixer, een sladroger, een wijnflesvacuümpomp en een pizzaslicer. De meeste artikelen had hij allang in huis, maar toch was hij trots op zijn nieuwe aanwinsten. ‘Juist omdat ik ze niet nodig heb, komen deze dingen goed van pas’, zei hij op vertrouwelijke toon. Ik begreep precies wat hij bedoelde. Op het balkon stonden mensen te roken. De vriend had tachtig kratten pils in huis gehaald, wat volgens zijn vriendin nogal overdreven was. Zeker daar iemand een fles wodka had meegenomen en deze van hand tot hand ging; niemand had oog voor het bier. Er waren opvallend weinig borrelnootjes en opvallend veel zwangere vrouwen op dit feest, bedacht ik mij terwijl ik nauwkeurig de boekenkast bestudeerde. Ik had zin om iets te stelen, maar zoals gewoonlijk deed ik dit niet.
De volgende dag werd ik wakker met een stijve rug op een lederen bank bezaaid met stukjes chips. En dat terwijl ik niemand chips had zien eten. De gastheer en zijn vriendin sliepen nog. Op blote voeten liep ik over de plakkerige vloer naar de keuken en zette voor mijzelf een kop koffie. Ze hadden een nespresso-apparaat hier, een uitvinding waarvan ik de populariteit wel kon begrijpen, maar niet wilde accepteren. Toen ik naar de wc liep struikelde ik bijna over een snurkend lichaam op een matje. Blijkbaar waren er meer gasten blijven logeren. Hoe kwam ik hier ooit weg? Was het een ongeschreven regel dat ik als betaling voor deze slaapplek de afwas moest doen? Maar in mijn tempo en met deze gigantische stapel zou ik hier vanavond nog zijn. Beter kon ik maken dat ik zo snel mogelijk wegkwam. Zoeken naar een handdoek om te douchen zou teveel gedoe zijn. Zodirect werd het lichaam op het matje wakker en moest ik daarmee gaan praten. Mijn kleren had ik blijkbaar de vorige nacht keurig opgevouwen en in een stapeltje naast de bank gelegd. Toen ik buiten stond vroeg ik me af waar ik eigenlijk was, deze straat zei me niets. Tot mijn schrik zag ik dat de zon aan het ondergaan was.
‘Ben ik eigenlijk wel ooit thuis gekomen?’, vroeg ik me af terwijl ik een hernieuwde poging deed de avonturen van de heer Potter te volgen en de klanken van Ariel Pink naar de achtergrond verdwenen. Ik stopte mijn spullen terug in de boodschappentas en liep naar huis. Vanavond moest ik nog een column schrijven voor hard//hoofd, mijn laatste van het seizoen. Dat moest natuurlijk wel een knaller van jewelste worden, een uitsmijter waar de mensheid de rest van de zomer over door zou kunnen praten. Er zouden beweringen instaan waar men in eerste instantie vreselijk aanstoot aan zou nemen, om ze vervolgens als de ultieme waarheid te omarmen. Maar wat was het godvergeten warm en benauwd in mijn huis, wat was het moeilijk mijn geest helder te krijgen. Ik zou over de zomer moeten schrijven en hoe belangrijk het toch is er vooral goed op voorbereid te zijn. Kunnen we alleen wel ooit echt voorbereid zijn? Of moeten we juist overvallen worden? En van wie was toch het snurkende lichaam op het matje?
Kasper van Royen geeft hopelijk antwoord op al deze vragen en nog veel meer in september, wanneer hij weer normaal functioneren kan.