Frank Bloem is acht weken lang de Zondagsschrijver. Hij schrijft voor hard//hoofd een bijzondere verhalenserie over personen die worstelen met hun lichaam, of met dat van een ander. Acht verhalen die op ingenieuze wijze in elkaar grijpen. Acht verhalen die onder je huid kruipen. Vandaag deel IV: "Toe".
Selma Zuiderveld zat in het restaurant bij haar om de hoek in Amsterdam Oud-Zuid. Voor het raam. Ze was veel te vroeg en schaamde zich daarvoor. Haar notaris kwam altijd stipt op tijd binnen.
Ze aten jaarlijks in dit niet al te dure restaurant. Ze bespraken dan de stand van zaken betreffende haar nalatenschap, onder het genot van een goed glas wijn en een biefstuk met frieten. Notaris van Schijndel stond er op dat ze elk jaar even de stand van zaken bespraken. 'Je gaat ook elk jaar even naar de tandarts.', had hij gezegd. 'Ook als je niets voelt.' De rekening van de tandarts was een stuk lager dan die van de notaris, maar over geld hoefde ze zich geen zorgen te maken.
Vaak was er weinig te melden aangaande veranderingen in de situatie. Haar kinderen had ze na de dood van haar man onterfd. Daarna was het contact verbroken en leefde ze een rustig en gelijkmatig leven.
Ze zou zich na haar dood aan de wetenschap schenken, al twijfelde ze zelf of er nog noemenswaardige wetenswaardigheden uit haar versleten lichaam opgediept konden worden. Daar kon je als gewone sterveling natuurlijk niet op vooruitlopen, ze moesten maar zien waar ze nog voor kon dienen. Anders moesten ze haar maar weggooien.
Voordat Van Schijndel het restaurant betrad, schudde hij zijn paraplu uit. Hij had haar door het raam al vluchtig gegroet en kwam, nadat hij het regenscherm had opgeklapt en in de paraplubak gezet, meteen op haar af. Ze gaven elkaar een hand en hij nam plaats tegenover haar.
Hij was ouder geworden. Dat misstond hem niet, vond ze.
Beeld: Lisa-Marie van Barneveld
De witte pepersaus die ze bij de biefstuk kregen kleefde aan zijn kin. Ze veegde het weg met haar servet. Liefdevol. Maar zakelijk. Het bleef een zakelijke ontmoeting. Hij had haar zestien jaar geleden na de dood van haar man bijgestaan in de afhandeling van de erfenis. Bij die zelfde gelegenheid had hij haar meegedeeld dat hij altijd voor haar klaar zou staan en dat ze altijd een beroep op hem kon doen.
Dat de handreiking van de notaris een economisch motief had ontging haar niet. Ze vond het zelfs een voorwaarde. Andere verbanden dan puur zakelijke relaties accepteerde ze niet meer in haar leven. Ze wenste zich niet meer verplicht te voelen tot sociaal contact.
Wel had ze zich voor deze avond opgemaakt en zich besprenkeld met parfum, die ze nog van haar man had gekregen.
Ze namen de tijd. De fles wijn stond op tafel en ze praatten niet al te veel. Hij had, zoals gewoonlijk, bij het voorgerecht gevraagd of ze niet van gedachten was veranderd. Of haar fortuin nog steeds nagelaten moest worden aan de faculteit Wiskunde van de Universiteit van Amsterdam. Hierop had zij bevestigend geantwoord en waren ze uitgepraat geweest. Later tijdens het diner spraken ze over de kwaliteit van de biefstuk, de krokantheid van de frieten kwam ter sprake en toen de borden leeg waren veegden ze ongeveer gelijktijdig hun mond schoon.
‘Toetje?’
Ze kende het antwoord en stond op van tafel. Moeizaam. Haar zesenzeventig jaar oude lichaam was sleets geraakt. De heupen waren dan wel gloednieuw, haar knieën deden het niet goed meer.
Ze betaalde de rekening. Hij had in eerdere jaren ook wel eens afgerekend, maar dan vond ze het bedrag toch weer terug op een rekening die hij haar stuurde, het maakte dus niet uit.
Ze wandelden naar haar huis. Beiden kauwden op een pepermuntkussentje. Daar aangekomen ging hij haar voor, de trap op. Boven legde hij zijn jas over de reling. Zij ging vooruit naar de slaapkamer en legde een handdoekje over de urn waarin de as van haar man zich bevond.
Of, het leeuwendeel van de as van haar man. De kinderen hadden elk hun deel willen uitstrooien op voor hen memorabele plaatsen. Ze troostte zich met de gedachte dat zij het meeste van hem bezat. Het meeste van zijn geld en het meeste van zijn as.
Haar notaris volgde haar naar de slaapkamer. Het bed was op klossen gezet zodat ze er beter in en uit kon stappen. Ze hing haar kleren over de stoel die naast het tweepersoonsbed stond. Stapte moeizaam uit haar onderbroek. Hij wilde haar helpen haar bh uit te trekken, maar ze stond het niet toe. Het moest zakelijk blijven. Ze besteeg het bed. De notaris stond ernaast.
Zijn kleren had hij al uitgetrokken in de gang, ze hingen naast zijn jas over de leuning van de overloop. Hij ging naast haar op het bed zitten, legde zijn koele hand op haar bovenbeen en streelde haar vel behoedzaam, langzaam. Traag haast.
Het was een fijne notaris, één die per uur factureerde. Hij nam er de tijd voor.
Volgens mevrouw Zuiderveld herkende je daaraan een goeie notaris, aan zijn geduld.
--
Frank Bloem (1978) is beeldend kunstenaar, bedenkt corporate identities, is internetradiopionier en schrijft. Hij studeerde Beeldende Kunst aan de Gerrit Rietveldacademie en was Artist in Residence bij Het Vijfde Seizoen, AiR! en Badgast.
Lisa-Marie van Barneveld is editorial illustrator. Ze houdt van korte deadlines en moeilijke onderwerpen. Haar geheime superkracht is meer verf op haar handen/kleren/tafel/kat krijgen dan op het papier.