Gilles slaapt niet meer. Gelukkig is hij huisvrouw, en schrijver. Iedere zondagochtend heeft hij op hard//hoofd een moment voor zichzelf. Zondagsrust: het (niet zo jonge) vaderschap van Gilles van der Loo, van onderen belicht.
Het was de ochtend van Nadims eerste verjaardag en niemand hoefde te werken. Nog voor de zon opkwam stond de jarige rechtop in zijn bed te krijsen, en voor één keer besloot ik er niet over te klagen. Tenslotte was het zijn dag.
Birre had een kartonnen muts gemaakt met een 1 en een leeuwensmoel erop, die de jarige liever tussen zijn tanden hield dan opzette.
"Wraaawrr", zei Nadim.
"Goed zo!" riepen wij. "Leeuw!"
Er waren croissants en jam en sap. Daarna kwamen de cadeaus, en Nadim deed zijn naam van sympathieke gozer eer aan door elk pakje evenveel aandacht te geven. Met alle verrassingen werd gespeeld. Zelfs de houten boerderij die we stiekem in een hoek van de kamer hadden klaargezet bleef niet onopgemerkt.
Birre moest een beetje huilen. Ze zei dat ze heel gelukkig was.
Nadims vrienden kwamen en het werd tijd voor appeltaart.
Terwijl onze zoon zijn eerste kaars uitblies probeerde ik mijn tranen de pas af te snijden door te bedenken hoe vreselijk veel zoons op dat moment hun eerste kaars uitbliezen; hoe vreselijk veel vaders naar hun zoons keken en die zoons vreselijk bijzonder vonden. Mijn aanpak werkte niet, en dus ging ik naar de keuken om meer slagroom te kloppen. Slagroom kloppen doen we bij ons thuis met de garde, want wij zijn mannen.
Eenmaal terug in de kamer viel het me op dat Nadim een geboren gastheer was: schijnbaar moeiteloos verdeelde hij zijn aandacht over zijn gasten, en hij had ook nog tijd om af en toe naar mij te kijken. Soms zei hij daar ‘papa’ bij. Het kon ook ‘paard’ zijn. De slagroom kwam zijn articulatie niet ten goede.
Toen Nadims bezoek aan het eind van de middag de deur uit was, gingen we gedrieën iets eten in het restaurant om de hoek. Nadim zat aan het hoofd van de tafel en scheurde zijn ravioli als een echte leeuw uiteen door de kussentjes tussen zijn tanden (alle twee) te klemmen en ze met zijn knuist van zich af te trekken. Zijn oom Pim kwam langs met een mondharmonica met lieveheersbeestjes erop. Nadim hield het instrumentje in zijn hand terwijl hij at, minieme stukjes pasta verdelend over de blaasgaatjes. Daarna was er ijs, en koffie voor de grote mensen. Onze man straalde als een supernova en vingerverfde op het tafelkleed met de chocoladesaus. Niemand zei er iets van, omdat niemand een muts met een 1 en een leeuw erop had.
Na het eten, in zijn kar op weg naar huis, viel Nadims koppie voorover. Zijn muts gleed scheef en wipte op en neer bij elke opstaande stoeptegel. Binnen tilde ik zijn snurkende lijfje de trap op. Een snottebel plopte vlak naast mijn wang.
Op zijn kamer kleedde ik hem uit, en samen legden we onze zoon in bed. We stonden nog best even te kijken naar zijn rode konen; de chocosmeren in zijn haar. Er biggelde iets over Birres wang. Ze zei: “Het was een fijne verjaardag, hè?”
Een reepje straatlantaarnlicht viel tussen de gordijnen door en bestreek precies zijn gouden lokken. Ook met chocoladevegen was hij de mooiste man die ik ooit zag. Je werd maar week van zo’n kind. Nu stond ik godverdomme ook te grienen.
“Kut is het”, zei ik. “Het is ontzettend prachtig kut.”