In zijn Zomergasten-avond vertelde schrijver Alfred Birney ons waarom we moeten kijken naar de gruwelijkheden waartoe de mens in staat is. Maar hij bood ook schoonheid en een schaterende lach. Birney troostte iedereen, behalve zichzelf, zag Iris van der Werff. Want verdriet heb je om de anderen en zelfmedelijden is taboe.
Birney opende de vijfde aflevering van Zomergasten 2021 met een fragment uit het einde, waarmee de schrijver de circulariteit van zijn keuzefilm Spring, Summer, Fall, Winter and Spring (Kim Ki-duk, 2003) vrij letterlijk de avond in brengt. De Zuid-Koreaanse film gaat over een boeddhistische monnik en zijn leerling die samen in een afgelegen drijvende tempel het leven meemaken. Wederom een parallel met de drijvende Alfred en Janine die deze avond de rol aannemen van leermeester en leerling.
In het gekozen fragment laat de jonge jongen, voor zijn eigen vermaak, kleine dieren lijden. Hij bindt stenen aan de lichaampjes van een kikker, een vis en een slang – tot afkeer van zijn leermeester. De leermeester bindt de volgende nacht een grote ronde maalsteen aan het lichaam van het jongetje. ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet,’ stelt Birney.
Zolang je de feiten op een rijtje hebt, mag je overal grappen over maken
De link met de ‘steen’ die Birney zelf al zijn hele leven meesleept is snel gelegd, maar Birney blijft weg van vragen over goed, kwaad en schuld. Een steen is een steen, ook voor Birneys vader die oorlogsmisdaden pleegde in de Onafhankelijkheidsoorlog in Nederlands-Indië. ‘Als je iemand iets aandoet zal je dat altijd met je mee blijven dragen,’ aldus Birney. Zijn vader koos in de oorlog de kant van Nederland, maar werd gedwongen om ‘zijn eigen volk’ te martelen. Hij droeg sindsdien net als de Griekse oorlogsmisdadiger Atlas een stenen hemelgewelf op zijn schouders: een last die Birneys leven heeft bepaald.
De vraag die niet gesteld werd
‘Waar kom je vandaan?’ is een vraag die voor sommigen vervelend of zelfs beledigend is. Wellicht omdat de vraag enkel kan dienen als bevestiging van een vooroordeel, stereotype of ‘hokje’ – in plaats van dat de steller oprechte interesse toont. Wanneer je de vraag wel of niet kan stellen blijft een gevoelige aangelegenheid. Hem helemaal nooit stellen is ook niet goed. Birney toont dat er veel mogelijk is tussen iemands afkomst negeren, ‘kleurenblind zijn,’ en deze juist benadrukken met flauwe grappen.
‘Kan dit nu nog?’ vraagt Birney na een fragment van De Tegenpartij van Kooten en de Bie aan Abbring. Een stuntelende vraag van Birney, want de doordachte satire van Koot en Bie is niet te vergelijken met het hedendaags geklaag over de ‘multiculturele samenleving.’ Het gesprek gaat snel over het kennen van historische feiten.
Zo is het een feit dat Nederland zelf ‘actieve migratie’ bevorderde. ‘In 1860, na de afschaffing van de slavernij in de Oost, ronselden Nederlanders Chinese ‘koelies’ (een denigrerende term voor ongeschoolde contractarbeiders die na de afschaffing van de slavernij zwaar werk verrichtten, red.) om te werken in Java,’ stelt Birney. Ook herhaalt hij dat Nederland honderd jaar later zelf gastarbeiders uit o.a. Noord-Afrika naar Nederland heeft gehaald. Zolang je de historische feiten maar op een rijtje hebt, mag je over alles grappen maken – en zal je twee keer nadenken voordat je klaagt over de huidige Nederlandse maatschappij.
Birney vindt het kwalijk dat na 1950 nooit is gevraagd naar de ervaringen van oorlogsveteranen, Indische Nederlanders en Indonesiërs
Birney analyseert ook nauwkeurig een reportage uit 1950 van het Polygoonjournaal. Tijdens de terugkomst van het schip De Grote Beer uit Indonesië wordt aan Hollandse jongens de volgende vraag gesteld: ‘Waar kom je vandaan?’ De verslaggever wil niet ingaan op de belevenissen van de jongens tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog, maar bedoelt te vragen naar hun thuishavens in Nederland. Volgens Birney is het gebrek aan interesse van de verslaggever symptomatisch voor hoe Nederland omgaat met zijn koloniale – en oorlogsverleden: ‘Daar wordt eigenlijk al de geschiedenis van de oorlog die Nederland voerde onder het tapijt geschoven.’
De waarde van geschiedschrijving
Nog kwalijker is het volgens Birney dat er ook na 1950 nooit gevraagd is naar de belevenissen van oorlogsveteranen, Indische Nederlanders en Indonesiërs. ‘Waarom is deze vraag niet gesteld in 1955, 1960, 1965 – ga zo maar door?’ Birney beantwoordt zichzelf: het gebrek aan geschiedschrijving over de Onafhankelijkheidsoorlog is een gevolg van de angst voor herstelbetalingen van Nederland aan Indonesië. Geld. ‘Er waren geen zwijgende Indiërs. Er was een geïnstitutionaliseerd zwijgen.’
Birney wil dat de foutieve beeldvorming van de geschiedenis wordt rechtgezet: bijvoorbeeld door feiten te incorporeren in het Nederlands onderwijs. ‘Waarom heeft niemand over de 100.000 Nederlandse oorlogsvrijwilliger die pas ná 1945 naar Indonesië zijn gestuurd?’ Ook populaire cultuur kan bijdragen aan de belevenis van geschiedenis; zo is Birney erg blij met de release van de speelfilm De Oost, over de Nederlandse oorlogsmisdaden in Nederlands-Indië: ‘Dit is een begin.’
De producten die we kopen zijn nog steeds mede mogelijk gemaakt door uitbuiting
Getuigenissen spelen daarbij ook een grote rol in de geschiedschrijving. Volgens Birney heeft iedereen het recht om zijn verhaal te vertellen. Zo ook Amerikaanse veteranen van de Vietnamoorlog die op aangrijpende wijze aan het woord komen over hoe het voelt om iemand te doden in de documentaire First Kill (2001) van Coco Schrijber. Birney: ‘Dit is toch onbegrijpelijk?’ En daarna: ‘Dít is geschiedenis. Dit moet je leren op school.’
‘De nacht is mijn vijand’
Birney trekt de geschiedenis van geweld en uitbuiting naar het heden met de documentaire Overseas (2019) van Sung-A Yoon. Hierin vertellen Filipijnse vrouwen over hoe ze te werk worden gesteld voor een hongerloon, worden aangerand en bang zijn om vermoord te worden. Het koloniale verleden heeft een directe link met moderne slavernij, de producten die we kopen zijn nog steeds mede mogelijk gemaakt door uitbuiting. ‘Heb hier oog voor, voor wat er nú gebeurt,’ dicteert Birney. ‘Zijn we indirect allemaal slavendrijvers?’ vraag Janine. ‘Uiteindelijk wel,’ verzucht Birney.
In de tweede helft zien we musici, liefde en spiritualiteit
‘Hoe houd je je ogen open voor al het onrecht in de wereld?’ is een vraag die ik mijzelf vaak stel. Gevoed met genoeg kunst, plezier en liefde lukt het me vaak om mijn ogen open te houden. Birney houdt zijn ogen letterlijk ’s nachts open, anders wordt hij geteisterd door nachtmerries. Hij schrijft ’s nachts en slaapt overdag, om zo zijn nare herinneringen aan de nachten die hij meemaakte als jongetje met zijn vader niet te hoeven herleven.
Als jongetje van zes dacht kleine Alfred wel eens dat hij vermoord zou worden als zijn vader ’s nachts het ganglicht aanknipte. ‘Je kan je niet verplaatsen in iemand die paranoia is,’ zegt Birney over zijn zwaar getraumatiseerde vader. Tegelijkertijd lijkt daar geen ontkomen aan en moest er een roman komen over het dubieuze verleden van zijn vader, De Tolk van Java (2016).
Schrijven is een schamele troost
De tweede helft van de getoonde fragmenten gaat over musici, liefde en spiritualiteit. ‘Nu wordt het leuk,’ zegt Birney lachend. Hij toont de swingende Haagse Indorock van de jaren 50 en herkent zichzelf in de zwervende muzikant Rodriguez a.k.a. ‘Sugar Man’. Tot zijn dertigste was Birney beroepsgitarist, maar door een handblessure moest hij deze droom laten varen. De aflevering wordt snel alweer iets ‘minder leuk,’ maar zeker niet minder interessant.
Ook zijn grote liefde heeft Birney laten varen, wat hij ‘de grootste fout van mijn leven’ noemt. Dit illustreert hij met een fragment uit de film 2046 (2004) van de Chinese regisseur Wong Kar-Wai. In 2046 zien we een personage verstild met zijn vulpen boven het papier zweven. Het lukt hem niet om een mislukte liefdesrelatie in het echte leven toch een happy end te geven op papier. Birney: ‘Je kunt een roman schrijven over de liefde van je leven, maar je kunt je leven niet herschrijven.’ Dit maakt de kijker nieuwsgierig naar de roman die Birney momenteel aan het schrijven is over deze verloren liefde.
Birney sprak zijn vader tientallen jaren niet en toen was hij plots weg
Schrijven maakt gebeurtenissen inzichtelijk en gedetailleerd – maar biedt het ook troost? Hoewel verdriet volgens Birney zijn drijfveer is, ‘misschien schrijf ik over verdriet, zonder dat ik in die termen denk,’ is hij weinig geïnteresseerd in getroost worden. ‘Je mag geen zelfmedelijden hebben,’ stelt hij ernstig. Hierdoor is het voorstelbaar dat Birney zijn rust vindt in het grotere geheel, in het onbeschrijfelijke ‘één worden met de kosmos’. Aan de hand van een documentaire over Fritjof Capra, een natuurkundige die inzichten uit de oosterse filosofie verbindt met de kwantummechanica, wijdt Birney op een zelfbenoemde ‘zweverige’ manier uit over zijn vorm van troost. In weinig woorden schetst hij zijn ‘satori’ (moment van verlichting), die hij ervoer tijdens een bezoek aan het graf van zijn Chinese oma op Java.
De steen komt terug
Geheel in de stijl van het circulaire geheel laat Birney tegen het einde van de avond nog een fragment zien waarin een steen de hoofdrol speelt. In de prachtige film Departures (2008) van de Japanse Yôjirô Takita is een steen de drager van de emotie tussen vader en kind. De twee stuurde elkaar ooit één ‘steenbrief’ maar verloren elkaar daarna uit het oog. Als de vader overlijdt heeft hij de oude steen die hij ooit kreeg van zijn zoon in zijn koude lijkenknuist geklemd.
Birney begint over het overlijden van zijn vader in 2015. Ze hadden elkaar tientallen jaren niet gesproken en toen was hij plots weg. ‘Je bent heel dicht met elkaar verbonden, hoe ver je ook van elkaar weg woont.’ De steen van het onzegbare wordt even weggelegd en Birney spreekt zich voor het eerst uit over zijn eigen verdriet. Hij is verdrietig ‘om hoe de dingen zijn gegaan. En alles voert uiteindelijk terug naar die vervloekte koloniale oorlog.’

Iris van der Werff (1994) is parttime kunstenaar (Instagram: @irismathilde) en student aan de Wackersacademie. Ook studeert ze Publieksgeschiedenis en maakt ze een historische podcast over de koloniale geschiedenis van Amsterdamse gebouwen. Verder is ze gefascineerd door hoe de dood in ons dagelijks leven af-/aanwezig is en werkte ze een tijd op een begraafplaats.

Hanneke Rozemuller (1998) is beeldedacteur bij Hard//Hoofd en illustrator. Met dromerige scenes met veel textuur en een beetje absurdisme wil ze een nieuw esthetisch laagje aan verhalen geven.