Hard//hoofd plaatst regelmatig een ZKV (Zeer Kort Verhaal) van Constantijn Huygensprijs-winnaar A.L. Snijders. Lees ook het interview met hem. "De ondraaglijke lichtheid van het bestaan is geen probleem."
Ik heb het vliegtuig vaak gezien, maar nooit aangeraakt. Dat is gisteren voor het eerst gebeurd op vliegveld Teuge, ik heb het aangeraakt. Een maand geleden werd ik opgebeld door Joost Conijn, de maker van het vliegtuig. Hij zei: "Kom even naar buiten, ik vlieg boven je huis." Ik zei: "Ik ben niet thuis, ik ben bij Albert Heijn in Lochem, op de groenteafdeling, ik heb net een zak aardappelen gekocht - kom maar hier naartoe, ik ga op het parkeerterrein staan."
In enkele minuten had hij de vijf kilometer overbrugd, hoewel het vliegtuig wordt aangedreven door een lichte, tweedehands Subaru-motor, hij had wind mee - we zwaaiden naar elkaar, en hij verdween weer richting Lelystad. Als hij was geland en een wetgevoelige burger had hem aangegeven, had hij zijn brevet moeten inleveren en had hij nooit meer kunnen vliegen. Dat maakt een afspraak met een vliegtuig zo moeilijk. Gisteren hadden we het beter geregeld, hij zou naar Teuge komen, waar ik wachtte. Het vliegtuig is een tweezitter, zijn passagier was Tommy Wieringa. Ik stond te wachten met Arjan Visser, die ons in het restaurant van de luchthaven zou interviewen. Toen het na de landing stil was geworden, raakte ik de houten propeller aan, mooi glad, maar mijn vingers voelden ook een rafelige plek. Ik vroeg aan Tommy, die als passagier voorin had gezeten, wat hij gedaan had tijdens de reis. Hij had opgelet, goed opgelet, en gewaarschuwd voor vogels. Vogels zijn zelfs gevaarlijk voor grote professionele vliegtuigen, een verdwaalde aalscholver in de propeller van deze ranke libelle betekent de dood van de piloot, zijn passagier, de libelle zelf en de aalscholver.
Ik raakte het vliegtuig met bevreemding aan, ik wist niet dat de huid zo dun was en terwijl ik aan deze dunte dacht, zag ik hem vliegen door een nauwe spleet in een bergmassief in Mauretanië, tweeduizend meter hoog, het Subaru-motortje vrolijk en onschuldig snorrend, laat ik het woord vrolijk maar gebruiken, de taal is onze beste vriend als we in nood zijn. In de spleten van de kloof zitten de gieren te wachten.
Het vliegtuigje mag tijdens het interview in de hangar staan, Joost tilt met één hand het staartwiel op (ter grootte van een tennisbal), en loopt rustig pratend naar de hangar. Hij hoeft niet merkbaar te duwen, niemand helpt hem, de ondraaglijke lichtheid van het bestaan is geen probleem.
Arjan heeft het interview goed voorbereid, hij heeft drie onderwerpen: de dood, de vriendschap, de kunst. Onderwijl eten we kroketten met friet en drinken wat ons past. Later op de avond, als ik thuis onder de lamp zit, lees ik wat W.G. Sebald zegt over kunst: "De kunst heeft ambiguïteit nodig, polyvalentie, resonantie, verduistering en verlichting, kortom, ze moet transcendenteren wat volgens een onomstotelijke uitspraak 'het geval is'."
Jammer dat ik dat niet paraat had bij het interview, bij het onderwerp kunst zat ik met mijn mond vol tanden.
Aan het eind van de middag vroeg Joost, die nog nooit met Arjan gevlogen had, of hij een rondje mee wilde. Die was naderhand opgetogen over deze primaire manier van vliegen, hij vroeg of ik niet wilde. Ik vatte de drie thema's van die middag samen met een antwoord dat ik van tevoren bedacht had: "Ik wil mijn leven geven voor de glorie van God of Karl Marx, maar niet voor een vliegtochtje."
Toch prevelde ik een schietgebedje toen ze opstegen: laat de aalscholvers op hun nesten blijven.