Hard//hoofd plaatst elke maand met gepaste trots een ZKV (Zeer Kort Verhaal) van schrijver A.L. Snijders (1937). Vanuit zijn boerderij in Klein Dochteren beschrijft Snijders de wereld. Vandaag ontvangt hij de Constantijn Huygens-prijs voor zijn gehele oeuvre en in het bijzonder het ZKV, een vorm die hij in zijn eentje groot heeft gemaakt.
Op zondagmiddag 13 februari 2011 zie ik in de kerk van Ruigoord een dode. Hij draagt een lange jas in duizend kleuren, hij heeft een kogelrond hoofd, een kakelbonte bril en een groene snor, felgroen, lichtgevend. Veertig jaar geleden, november 1971, op de dag dat ik Amsterdam verliet, gaf ik hem op de Oudezijds Achterburgwal tegenover Casa Rosso de sleutels van mijn atelier en zei: 'Dit zijn de sleutels, Theo.' Die snor had hij toen ook, maar niet groen.
Het is erg druk in de kerk, er hangen rookwolken, er wordt zwaar gerookt, God vindt het goed. Ze kennen elkaar allemaal, ze wonen in Ruigoord of in de stad, het zijn Amsterdammers. Ik ben er voor het eerst, ik ben niet verbaasd, maar mijn ogen wel, ze weten niet wat ze zien, ze vragen zich af of de tijd zich vergist heeft. Ik vraag aan iemand: "Wie is die man in die jas?" Hij zegt: "Theo Kley." Ik zeg: "Ik dacht dat die dood was." Hij zegt: "Nee, hij leeft."
Ik ga naar hem toe en ik praat met hem, hij is erg vriendelijk, maar hij heeft geen idee wie ik ben. Hij wil het ook niet weten, ik merk dat hij niet wil weten wie ik ben, hij heeft afstand gedaan van deze conventies. Ik niet, ik ben een houten klaas, een calvinist in hart en nieren, ik denk nooit aan graancirkels en reïncarnatie, ik heb nooit een ufo gezien. Ik zeg: "Theo, onze levens hebben elkaar geschampt in 1971, jij hebt mijn atelier overgenomen, ik heb je de sleutels overhandigd." Hij is verrast, hij kromt een wijsvinger, hij klopt ermee als een specht op de achterkant van zijn kogelronde hoofd, en zegt opgewonden: "Hier zit je, hier zit je al veertig jaar." Hij wendt zich tot de omstanders en roept: "Deze man heeft mijn leven ingrijpend veranderd."
Deze man ben ik.