Samen met andere kunstacademiestudenten rondt Vivian Mac Gillavry dit jaar haar studie aan de Gerrit Rietveld Academie af. Uitgeleerd is ze echter allerminst. Voor zichzelf en voor andere aanstormende kunstenaars stelt ze haar docenten de vraag wat het beste advies was dat zij ooit gekregen hebben. In een reeks van drie artikelen geven zij hun waardevolle adviezen mee. Beeldend kunstenaar en publicist Q.S. Serafijn is de eerste die zij spreekt.
Aangezien ik dit jaar afstudeer aan de Gerrit Rietveld Academie dacht ik dat ik de vraag hoe je een kunstenaar moet zijn nu wel moest kunnen beantwoorden. Ik verwachtte dat ik na mijn studie Fine Arts antwoorden zou hebben, maar de kunstacademie blijkt juist de perfecte plek om meer vragen te ontdekken. Als student op de kunstacademie was het voor mij balanceren tussen het begrijpen van kunst en de kunstwereld en het maken van kunst. Docenten en medestudenten delen ondertussen hun meningen, stellen vragen, kijken kritisch naar je werk. Leerzaam, maar als je naar alle meningen luistert, blijft er weinig over van je werk.
De relatie tussen student en docent was voor mij vaak een bron van inspiratie. Een van mijn eerste werken op de Gerrit Rietveld Academie ging over het omdraaien van het leerproces. Zo wilde ik spelen met de docent-studentverhoudingen. Ik vroeg een aantal van mijn docenten om mee te doen aan een project waarbij ik hen een opdracht gaf. Zij moesten vervolgens een opdracht geven aan een docent waar zij ooit les van hadden. Het eindwerk was een expositie van werken van mijn docenten en de docenten van mijn docenten waarbij ik zelf niks had gemaakt.
Ik ben erg benieuwd hoe mijn docenten reflecteren op het kunstonderwijs en hun rol daarin. Zij leiden studenten binnen een aantal jaar op om zelfstandig te kunnen werken als autonoom kunstenaar. Een verantwoordelijke taak. Een paar jaar de tijd om ze vol te stoppen met kennis, levenslessen en advies. En dan moeten ze het verder zelf uitvinden. Nu ik beland ben in mijn afstudeerjaar, stel ik mijn docenten voor de laatste keer de vragen wat het beste advies was dat zij zelf ooit ontvingen? En als ze iets kunnen meegeven aan (afstuderende) kunstenaars, wat zou dat zijn?
De eerste docent die ik dit vraag is Q.S. Serafijn. Q.S. Serafijn is naast zijn docentschap beeldend kunstenaar en publicist. Bekende werken van hem in de openbare ruimte zijn onder andere MANNES, de interactieve hond voor het station van Assen (2018), het ruiterstandbeeld John Wayne te Wateringse Veld, de interactieve D-toren in Doetinchem (i.s.m. NOX Architecten) en BANK! in de Hilversumse Meent (i.s.m. Buro Poppinga Amsterdam, 2011). Sinds 2013 schildert Q.S. Serafijn en liet hij werk zien bij onder andere galerie Cokkie Snoei Rotterdam, Amsterdam Art Fair, Kunsthal & TENT.
Wanneer Q.S. terugdenkt aan zijn eigen docenten, komt er een indrukwekkende lijst aan kunstenaars voorbij. Van Marlene Dumas en Stanley Brouwn tot Armando en Jan Dibbets. Elk van hen met een eigen stijl van werk en een eigen stijl van doceren. Q.S. Serafijn leerde dan ook vooral via het gedrag van zijn docenten. Meer nog dan wat ze zeiden tijdens de lessen was hij benieuwd naar hoe ze in het leven stonden. Hij licht toe: ‘’Wat me opviel tijdens mijn eigen opleiding was dat docenten zich altijd gedroegen ‘conform’ hun werk. Daar deden ze natuurlijk geen moeite voor: zo was het. Ik denk daarom dat authenticiteit en eerlijkheid de enige parameters zijn die van belang zijn. ‘’
Wat bedoel je precies met ‘conform’ hun werk?
‘’Dat hun persoonlijkheid ook in het werk te zien is. Het ging mij vooral om de persoon achter de docent. Een goed docent hoeft niet per se een goed kunstenaar te zijn.
Ik was nieuwsgierig hoe mijn docenten zich tot de wereld verhielden, hoe ze in de maatschappij stonden. Hoe en waarop ze me aanspraken. Ik had een docent die zelf geen kunstenaar was, maar die altijd vroeg waarom, waarom, waarom? En als je dan moeizaam je antwoord had geformuleerd, volgde een volgend ‘waarom’? Zijn vraag betrof altijd de verhouding inhoud-vorm. Hij trainde mij anders te denken en anders te kijken. ‘’
En het werk van de kunstenaars die jou doceerden, hoefde jou dus niet aan te spreken?
‘’Toch wel, want hoe beter ik hun werk vond, hoe beter ik luisterde. Ik had ook docenten die niet eens naar mijn werk keken. Zij vroegen wel naar mij, naar wat mij bewoog in het leven. Hoe mijn leven eruitzag. Ik vind dat belangrijk.’’
Waarom vind je dat belangrijk?
‘’Juist omdat docenten die ik waardeerde hun eigen weg gingen. Ze waren niet bezig met de markt, de kunstwereld, wat de juiste afslagen waren of wat anderen van je verwachten. Ze deden gewoon wat ze moesten doen, wat zij wilden doen.’’
Für die Bühne/Famous People (Gerard Joling - rechts; Patricia Paaij (links), 2021
De nieuwsgierigheid van Q.S. Serafijn voor zijn docenten betekent overigens niet dat hij altijd naar ze luisterde. ‘’Een aardige docent van mij adviseerde me eens: je moet dit doen, dit is de weg die je moet gaan! Maar ik wilde precies de andere kant op. Ik zei: Ik wil dat doen, dus dat moet ik doen! Toen liep hij boos weg.’’ Wanneer Q.S. Serafijn vertelt hoe deze docent boos op hem werd toen hij niet datgene deed waarvan de docent vond dat goed voor hem was, schiet ik in de lach. Ik herken de zoektocht in het kunstonderwijs. De combinatie van luisteren naar de feedback van mensen die verstand van zaken hebben maar daarbij niet je eigen visie verliezen. Q.S. Serafijn vertelt dat hij en de bovengenoemde docent na hun meningsverschil anderhalf jaar lang niet meer met elkaar spraken. Zelf heb ik gelukkig niet zulke botsingen meegemaakt, hoewel ook ik menig meningsverschil heb gehad.
Thema’s als macht en autoriteit waren voor mij vaak een inspiratiebron. Zo schreef ik een essay over manieren waarop je creativiteit beperkt kan worden door het besef dat een werk uiteindelijk wordt beoordeeld aan de hand van bepaalde normen. Om mijzelf van deze beperking te bevrijden, stelde ik aan mijn docenten voor dat ze mij al een positieve beoordeling zouden geven, voordat ik aan het semester begon. In dit experiment zou ik me dan geen zorgen hoeven te maken over beoordelingscriteria en daardoor kon ik, zo dacht ik, volledig vrij werken. Precies zoals Q.S. Serafijn beweert. Mijn docenten waren minder onder de indruk van mijn voorstel. Eén van hen stelde voor mij anders vooraf een onvoldoende te geven, wat volgens hem hetzelfde bevrijdende effect zou kunnen hebben.
Deden de meningen en oordelen van de docenten ertoe voor jou?
‘’Ik ben sowieso een slechte luisteraar. Maar in het geval van de autoritaire docent vond ik gewoon dat hij geen gelijk had.’’
Hoe ging je om met kritiek waar je het wel mee eens was?
‘’Dat kon lastig zijn. Ik had dagen waarop er vijf docenten langskwamen in mijn atelier om feedback te geven. Dan stuiterde je als een pingpongbal door het lokaal van alle op- en aanmerkingen. Dat was zo verwarrend. De volgende dag moest je jezelf als het ware weer opnieuw opbouwen, haha. En tja, dat lukte niet altijd. Je pikte er iets uit, iets waar je wat aan had misschien en de rest probeerde je van je af te laten glijden. Of te vergeten. Soms duurde dat heel lang. Het is natuurlijk een bekend didactisch model dat op kunstacademies wordt toegepast. Iedere docent geeft zijn oprechte, authentieke mening en vaak zijn die meningen tegenstrijdig. Uit al die verschillende ‘brokstukken’ probeer jij als student je identiteit als kunstenaar op te bouwen.’’
Wat is het idee achter dat didactische model?
‘’Het is een voorbereiding op de beroepspraktijk. Het kweekt eelt op je ziel. De kunstwereld is een harde wereld, je kan beter niet al te teerhartig zijn. Maar dat is een ander gesprek.’’
Waar zou dat gesprek over gaan?
‘’Over de maatschappelijke waardering voor kunst en cultuur, met name in Nederland. Dat moet je leren als kind, zoals je ook spruitjes moet leren eten. Er valt natuurlijk van alles te zeggen over de manier waarop de kunstwereld in elkaar zit., maar we zouden het dan ook moeten hebben over de positie van de kunst in een groter verband, binnen onze samenleving.’’
Je vertelde mij eens dat het kunstenaarschap geen eenvoudig bestaan is, is dat hieraan gelinkt?
‘’Kunst en cultuur zijn in Nederland veelal het kind van de rekening. Dat heeft gevolgen voor de financiële positie van kunstenaars en dat heeft weer zijn neerslag op het welzijn van de kunstenaars, op hun fysieke en mentale gezondheid, het ‘maatschappelijke geluk’. Dat blijkt nu ook weer tijdens deze coronacrisis. Als de markt stilvalt en je draagt zorg voor een gezin, dan brengt dat zorgen met zich mee. ‘’
Terugkomend op dat vaak gebruikte didactische model. Waarom denk je dat het vaak moeilijk is om de kritiek van je af te laten glijden als student?
‘’Wanneer docent en student werk met elkaar bespreken, praten ze onbewust over hele persoonlijke dingen. Er zit weinig afstand tussen jou, je werk en je docent tijdens een werkbespreking. Er zijn bovendien geen regels. Die regels stel je zelf, er ligt niets vast in je werk of werkmethode. Dus als je daar een rake opmerking over krijgt dan komt dat hard binnen. Je moet echt jezelf zijn in je kunst. Zo slecht en zo goed als je zelf bent. Een andere keuze is er niet. Ik denk daarom dus dat authenticiteit en eerlijkheid de enige parameters zijn die van belang zijn.’’
Daaruit volgen de belangrijkste tips van Q.S. Serafijn:
1. Word jezelf. (Word je geen kunstenaar, dat is ook goed).
2. Wees voorbereid. De keuze voor het kunstenaarschap brengt je veel geluk (maar weinig maatschappelijk geluk).
3. Wees onverstoorbaar. Er is maar één mogelijke weg: jouw weg.
Kortom: luister zo weinig mogelijk naar je docenten, maar kijk naar ze en leer daarvan.