De wedstrijd tussen Ajax en Marseille is afgelopen, merk ik bij station Bijlmer Arena. Het is donderdagavond in de trein tussen Arnhem en Amsterdam Centraal en de derde helft is begonnen. De derde helft is het echt spannende spel, de belangrijkste bijzaak van de wereld voor mensen die na een voetbalwedstrijd van het ov gebruik willen maken. Voor mensen die nog wat in een café willen drinken waar een tv-scherm hangt. Voor mensen die hun fiets willen pakken of alleen over straat willen lopen binnen een zestienmetergebied van eerste- en tweedehelfters. Maar ook voor bushokjes. Voor ruiten.
De treindeuren gaan open, een fluitsignaal: we zijn gestart. Volume omhoog. Gejoel, geroep, niet erg uitgelaten, ook niet alleen maar vloekend. Dat kan maar één ding betekenen: het is gelijkspel geëindigd. Ik heb de wedstrijd gemist en als enorme Ajacied wil ik zo snel mogelijk naar huis en de samenvatting terugkijken, maar dat blijkt niet te hoeven. Team Ajax trakteert de hele trein op woord-voor-woord analyses vanuit de coupé-dug-out, met gratis bier- en frituurlucht. Ik rol me op tot een balletje en probeer te slapen. Een knap en stoer gekleed persoon met een gitaar, met wat van een afstandje lijkt op een kinpiercing, stapt in. Als de gitarist een FIFA-poppetje was, waren de statistieken als volgt: persoon, niet mannelijk en niet vrouwelijk, een meter of 1.70, opvallend tenue. Gitaar op de rug. Snelheid: ondergemiddeld. Kracht: ondergemiddeld. Tactiek: ontwijken. De gitarist checkt kort de arena en verplaatst zich naar een andere coupé. Maar daar komen een paar aanvallers op af. Terwijl ik indommel, speelt er in de trein een bloedstollende derde helft. Een spel van slim opstellen, tactisch verplaatsen, achtervolging inzetten, halt, overtreding, proberen te scoren, proberen te scoren, proberen te scoren, tackle, rennen naar de achterhoede, wie geeft je rugdekking? De derde helft is een razend spannend spel waar veel mensen geen weet van hebben, maar je kunt hem live volgen op beveiligingscamera’s.
Als ik slaperig voet zet op Amsterdam Centraal, hoor ik iemand tegen twee conducteurs op het perron roepen: ‘Ze kwamen achter me aan!’
Ik blijf stilstaan en luister. Het is de gitarist.
‘De hele coupé door en de volgende. Sorry, maar ik was gewoon even heel bang.’
De gitarist draagt een ketting met ‘queer’ erop. Wat ik voor een kinpiercing aanzag, zijn bij nader inzien glitters. Een glitterbaard die nu driftig van het gezicht wordt afgeveegd.
‘En ik loop er natuurlijk zo bij,’ zegt de gitarist.
Het komt er met horten en stoten uit: de groep in Ajax-tenues was genaderd, riep ‘Vieze vuile kankerpot’ en ging daar maar mee door. De gitarist had van alles geprobeerd. Bellen met een vriendin voor veiligheid, ophangen om maar niet op te vallen, muziek luisteren. Geen enkele strategie had effect. De supporters zaten aan de glitters, aan de gitarist, één ging steeds verder: ‘En ik dacht aan mijn gitaar, als ze me in elkaar slaan, is het zo zonde van mijn gitaar, hij is duizend euro.’
De conducteurs – twee heren van een andere generatie – keuren het gedrag met de hele arbitrage unaniem af: ‘Ongelooflijk, onbehoorlijk, kan niet, meteen noodrem trekken, je kan ook een nummer sms’en, wel melden hè, absoluut, heel vervelend.’
Tranen. Een paar groene glitters spoelen van kin naar hals.
‘Sorry,’ zegt de gitarist, ‘normaal ben ik niet zo snel van streek. Sorry.’
Ik leg een hand op de schouder waar de gitaar aan hangt. Er volgt geen schrikreactie, eerder een acceptatie. Ik voel de spier zacht worden.
‘Horen jullie bij elkaar?’ vraagt scheidsrechter/conducteur 1 ons.
‘Nu wel,’ zeg ik.
Het klinkt zo strijdbaar dat de twee conducteurs én de gitarist moeten lachen.
‘Kijk, ze lacht alweer,’ zegt grensrechter/conducteur 2 die aan zijn snor draait. ‘Nou, meissie. Kop op.’
Er volgt geen bezwaarreactie op ‘meisje’: eerder een acceptatie. De tranen worden afgeveegd. We knikken, toch steekt er iets.
‘Maar gaan we die jongens nog aanspreken?’ zeg ik ineens. Ik wil vergelding, ik wil dat iemand een rode kaart krijgt. De scheidsrechter/conducteurs houden zich stil.
‘Nou ja, ze waren dronken,’ zegt de gitarist.
‘Niet iedereen die dronken is gedraagt zich zo.’ Pak ze. Pak ze allemaal op.
‘Maar ze zijn vast niet aanspreekbaar nu.’
‘Moeten we het dan maar ongestraft voorbij laten gaan?’ Ik ga ontploffen, ik voel mezelf plaatsvervangend boos worden. Ik wil verdomme aanvallen.
‘Ze zijn al uitgestapt!’
Ik zie iets in de ogen van de gitarist. Het is een smekende blik. Het is angst. Voor mij. Ineens denk ik aan de voetbalvaders langs de lijn die plaatsvervangend boos worden op scheidsrechters die hun zoons benadelen of om tackles van de tegenstander, en hoe die pupillen dat moeten aanzien. Ik zwijg.
Een zondag later, in de derde helft van Ajax-Feyenoord, bestormen Ajax-supporters de ingang van de Arena. Vuurwerk is op het veld gegooid, glazen naar spelers, de autoruit van een vriend van mijn broer kort en klein geslagen. Mijn Ajax-hart huilt. ‘Dit gedrag hoort niet bij Ajax,’ aldus het Ajax persstatement. Maar dat is het probleem juist. Die derde helft van aanvallen, opjagen, andere mensen tot verdediging en ontwijking dwingen, schelden, lastigvallen en verwoestingen om te scoren, om nog maar te zwijgen over de racistische spreekkoren: die hoort er helaas wel bij. De derde helft is diep verweven met de voetbalcultuur. Wanneer zeggen we gewoon: voetbal is een spel met drie helften? De eerste twee zijn spannend voor de fans, en in de derde helft moeten kwetsbare mensen, mensen van kleur of queer mensen maken dat ze wegkomen in een FIFA-hindernisbaan. En dan wil ik dat iedereen de derde helft ziet. Alle bewakingsbeelden: live uitgezonden op ESPN, met commentaar. Nabeschouwingen, analyses, wedkantoren, topscoorders, merchandise. Een close-up op de fans die na afloop rustig naar huis gaan. Een beker voor die fans, een huldiging, een erehaag.
Ajacide
I Alfa iota alfa xi
Kijk, het is een simpel spel.
Je moet schieten anders kun je niet scoren.
Strijden is leiden. Geel is carte blanche.
Niets mooiers dan revanche.
Woorden
Aanvallend is aantrekkelijk.
Steekpassjes zijn slim.
Hard is altijd op de bal.
De rechter is blind.
Woorden
Vechten moet altijd
Winnaarsmentaliteit
Onze liefde voor jou is evenredig aan hoe hard je kunt lopen
En wat je niet bevalt kun je altijd verkopen
Je hoorde erbij zolang je scoorde.
Vecht dan, jongen, niet zo snel naar de grond, laat ze niet zo ver komen, niet zo lafbekken, kom op, beetje lijfinzet, niet te zwak, wat een gek, blinde idioot, je ziet toch dat-ie hem neerhaalt, hij pakt altijd mijn zoon, achterlijke gek, hou zelf je bek, kutmongool, ik doe dit voor jou, jongen, papa doet dit voor jou, we laten niet met ons sollen.
Woorden

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Jasmijn ter Stege (zij/haar) is illustrator werkend vanuit Den Haag. In haar werk laat ze graag kleurrijke metaforen, zachte vormen en stevige verhaallijnen het woord voor haar overnemen.