Illustratie: Xandra van der Eijk en Joffrey Hoijer
A Wat ik nou toch heb gezien. Het blijft maar in mijn hoofd rondspoken.
B Wat dan?
A Ik zit in een café en er komt een man binnen.
B Tot dusver niet zo gek.
A Het café is nagenoeg leeg.
B Hoe laat is het?
A Rond elf uur. ’s Ochtends. Hij loopt naar het tafeltje van een meisje dat de krant zit te lezen en kijkt haar aan. Hij bukt zelfs een beetje om op ooghoogte te komen. Tevergeefs, want zij kijkt niet terug.
B Zij leest de krant.
A Juist. Hij pakt de stoel tegenover haar en zet zijn tas erop.
Dan loopt ‘ie naar de serveerster en zegt: ‘Ik zoek een tafeltje’.
B Raar.
A ‘Er zijn er genoeg, meneer’, zegt zij.
Dan zegt ‘ie: ‘Ik vind die wel leuk’ en hij wijst naar een tafeltje in de hoek.
‘Daar schijnt de zon’, zegt ‘ie.
Hij pakt zijn tas van de stoel en gaat aan het tafeltje zitten.
B Wat deed die serveerster?
A Die vroeg natuurlijk wat ‘ie wilde drinken.
‘Koffie verkeerd’, zegt de man.
Hij trekt zijn jas uit, doet zijn sjaal af en staat op.
Hij zegt: ‘De wc is achterin, hè? en verdwijnt in die richting.
B Hij had het er maar druk mee, die man.
En dat gebeurde allemaal achter elkaar?
A Zeker. In pak ‘m beet twee minuten.
Hoe dan ook: hij komt terug van de wc, gaat met veel bombarie zitten en neemt een slokje van zijn koffie.
En dan gebeurt het: hij schuift met veel kabaal zijn stoel naar achter, staat subiet weer op, trekt zijn jas weer aan, doet zijn sjaal weer om, vraagt hoeveel een koffie verkeerd kost - ‘Wat kost een koffie verkeerd?’ - betaalt en vertrekt.
Alsof ‘ie er niet geweest was.
Het was alsof ‘ie er niet geweest was.
B Strange.
A En ik blijf er dus maar aan denken.
Ken je dat?
B Dat je ergens aan blijft denken?
A Ja. En dat je niet weet waarom.
B Ik geloof het wel. Ik geloof dat ik het ken.
A Het was alsof alleen ik het gezien had.
Alsof ik de enige getuige was.
Alsof die man per ongeluk mijn leven heel even binnenwandelde en toen hij zich realiseerde dat ‘ie verkeerd zat, maakte hij zich weer uit de voeten.
Zoiets.
B Of gewoon dat hij zich bedacht dat hij een afspraak had. Bij de tandarts of zo.
A En dat is het dus precies. Er zijn zoveel mogelijkheden. Zoveel redenen.
En het was slechts een snipper van een dag. Een minimoment. Voor anderen betekent het niets. Maar gek was het.
B En zag de man er raar uit?
A Nee, niet echt. Hoewel, nu ik er goed over nadenk, was er wel iets wat me opviel.
De man had een klein streepje zweet op zijn bovenlip zitten.
Keurig gerangschikte druppeltjes, naast elkaar.
Terwijl het ongelooflijk koud was buiten. De vrouw van het weer zei dat de gevoelstemperatuur min twintig was.
B Dat kan ook dauw zijn geweest.
A En hij had die blik. Een beetje de blik van een waanzinnige.
Maar niet onvriendelijk. Zonderling. Dat is het.
Het zou een Gerard kunnen zijn. Of een Klaas.
B Hoe oud was ‘ie?
A Jaar of vijftig. Misschien iets ouder.
Gedistingeerd, maar niet netjes.
Hij woont alleen. Hij draait klassieke muziek en kijkt soms stiekem porno. Hij schaamt zich soms voor zijn gedachten. Hij eet bloedworst. Verder ondefinieerbaar.
B En nu zit ‘ie in je kop?
A Wat heet. Muurvast.
En weet je wat me het meest is bijgebleven?
Het leven ging gewoon verder.
Net als na het sterven van een bekende.
Dan verbaas je je daar ook het meest over.
B En nu?
A Niks. The end, zeg maar. Einde filmpje. Het moment waarop Clint Eastwood op zijn paard de ondergaande zon tegemoet rijdt.
B Dirty Harry.
A Dat is het. Ik noem hem Harry. Dirty Harry.
B Nog een geluk dat ‘ie zijn pistool had thuisgelaten. Zo zie je maar: zonder dat je het in de gaten had, ben je weer aan de dood ontsnapt.
Koffie verkeerd dan maar?
A Lekker. De wc is achterin hè?