Elke week zit schrijfster Kira Wuck een half uur in een wachtkamer. Ze trekt een nummertje, hoewel ze geen afspraak heeft, kijkt om zich heen en wacht. Elke zondag een andere wachtkamer, een andere sfeer en andere wachtenden, verbeeld door Ludwig Volbeda.
Vandaag ga ik naar het Stadsdeelkantoor op het Bos en Lommerplein, de laatste keer dat ik hier kwam was om een nieuw paspoort aan te vragen. De ambtenaar zei, nadat hij mijn pasfoto gekeurd had, dat ik vrolijk kon kijken zonder te glimlachen.
De wachtkamer is een grote ruimte met een enorm plafond, ik houd wel van dit soort ruimtes omdat je er het gevoel krijgt erin te kunnen verdwijnen. Dat je er kan blijven zonder op te vallen.
Er zijn acht balies en voor elke balie staan mensen die geholpen worden, verder zit er een kale man met een opvallende zwarte baard.
Ik ga aan de zijkant zitten met mijn rug tegen het raam zodat ik de ruimte goed kan overzien en een soort behang word. Soms geloof ik dat je jezelf onzichtbaar kunt maken door je ademhaling traag te houden en je bewegingen minimaal.
Als ik door het raam kijk, zie ik de bovenkant van marktkramen, veel kleuren en belwinkels, het heeft wel wat weg van een Aziatische markt.
Af en toe komt er iemand de wachtkamer in maar die wordt dan bijna direct geholpen. Niemand hoeft lang te wachten.
Later loopt er een man binnen, gekleed in verschillende tinten bruin. Zijn schoenen, broek, jas, tas en zelfs zijn pet is bruin. Met het vele hout hier lijkt het alsof hij een schutkleur heeft, alsof ook hij zou kunnen verdwijnen.
Een jonge vader komt zijn pasgeboren baby ‘aangeven’, hij tilt hem op en laat hem aan het personeel zien. Nadat hij hem geregistreerd heeft legt hij de baby op de toonbank en maakt er met zijn mobiel foto’s van.