Steeds wordt ons verteld dat de wereld een revolutie doormaakt. Een digitale revolutie waarin het klootjesvolk zich gemakkelijker kan verenigen tegen de macht van bedrijven en politiek. Maar in hoeverre de losse structuren van de netwerksites echt voor sociale vooruitgang zullen zorgen, is nog maar de vraag.
Goldman Sachs stopt samen met een andere investeerder 500 miljoen dollar in Facebook, waardoor de geschatte waarde van het sociale netwerk uitkomt op 50 miljard dollar. De meesten van ons vinden het moeilijk uit te leggen waar dit bedrag nou precies op gebaseerd is, maar achten sociale media wel belangrijk. Dankzij middelen als Facebook en Twitter onderhouden we contacten, vinden we oude vrienden, de ware liefde of zelfs werk. Belangrijker nog, sociale netwerken geven ons een publiek. We worden makkelijker gehoord en kunnen ons als gewone mensen beter organiseren. Power to the people! Toch?
Onlangs leerde Youp van ‘t Hek ons hoe we die power effectief kunnen gebruiken. Youp was niet blij met de klantenservice van T-Mobile. Boos twitterde hij over de misère die hem had getroffen en in één klap had hij er vijfduizend volgers bij. Tweets werden geretweet en geciteerd op blogs, die werden geciteerd op andere blogs, op Facebook, in televisieprogramma’s en kranten. Al in de eerste week van Youp’s Twitter-actie werd de imagoschade voor T-Mobile op meer dan twee ton geschat. Het bedrijf hield zijn hart vast, want had die Van ‘t Hek niet al eens het biermerk Buckler ten gronde gericht? De telecomprovider raakte doofstom, maar kon nog net uitbrengen dat Youp in dit geval gelijk had.
Dat T-Mobile schrok, zou volgens internetgoeroe Jeff Jarvis niet onterecht zijn geweest. “Previously,” schrijft Jarvis in zijn boek What Would Google Do?, “the powerful – companies, institutions and goverments – believed they were in control, and they were. But no more.” Dat hebben we volgens hem te danken aan de kracht van netwerken op het internet. Zelf was hij eens ontevreden met een Dell computer. “Dell sucks,” schreef hij op zijn blog. Mensen die het met hem eens waren linkten hun blog aan die van Jarvis, welke op een gegeven moment een van de bovenste resultaten was bij de Google-zoekopdracht “Dell sucks” en de kern vormde van een netwerk-discussie over hoezeer Dell zoog. De discussie zoog op zijn beurt het leven uit Dell: de aandelen van het bedrijf zakten vijftig procent in waarde.
Uiteindelijk werd Dell van het hele gebeuren een beter bedrijf, want, stelt Jarvis, het besloot deel te nemen aan de discussie over Dell. De computerbouwer luisterde naar de klachten van gebruikers en blogte terug. Dell plaatste zichzelf in het netwerk van ontevreden klanten en creëerde zelf een netwerk waarin zij samen met het bedrijf konden discussiëren over Dell-producten. Zeurpieten bleken meedenkers en kregen gezamenlijk een vinger in de pap bij het bedrijf. Een sociaal netwerk van blogs had Dell-klanten in staat gesteld het bedrijf te veranderen.
Youp had met zijn actie een beetje hetzelfde voor ogen. Het was "helemaal niet de bedoeling” om van T-Mobile eenzelfde vergeten merk als Buckler te maken, zei hij tegen Pauw en Witteman. Maar in zijn columns had hij het wel over “revolutie”. De gang van zaken bij grote bedrijven deugde niet “en als de directie van T-Mobile en hun gewaardeerde collega’s het niet weten, dan weten wij, het gewone Nederlandse klootjesvolk, het wel.”
Het is inmiddels een dikke maand geleden dat Van ’t Hek De Help uitbracht, zijn tijdschrift over de “helpdeskterreur”, en van een revolutie lijkt vooralsnog geen sprake. De directeur klantcontact van de KPN was bereid tot een interview in De Help en sommige helpdesks beloofden verbetering. Maar T-Mobile bleef doofstom en wie spreekt van algehele verbetering bij helpdesks maakt een overstatement van formaat. Wil er iets veranderen, dan moet Youp nog wel even doorgaan, waarschuwt hoogleraar economie Marcel Canoy dan ook in De Help: “Voor je het weet ebt de belangstelling weg en is het weer business as usual.”
In een artikel in The New Yorker over Twitter- en Facebook-revoluties legt Malcom Gladwell uit dat online sociale netwerken zijn gebaseerd op losse, afstandelijke relaties. Dat maakt het makkelijk om af te haken en moeilijk om door te zetten. Bovendien werkt een netwerk, in tegenstelling tot een hiërarchie, vaak niet effectief, omdat iedereen het voor het zeggen heeft. Een groep die verandering teweeg wil brengen heeft een leider nodig. Youp moet daarom niet verwachten dat het netwerk waar zijn actie op steunde zonder hem ook wel functioneert. Met betrekking tot de machtige bedrijven en instituten waar Jarvis het over heeft, lijkt de macht van sociale media tot noch toe dus best mee te vallen.
Maar dat wil niet zeggen dat sociale media geen impact hebben. Rond dezelfde tijd dat Youp zijn eerste tweet over T-Mobile de wereld in zond, werd Mary Bale, een gezette Engelse met grijs haar en een bril, wereldberoemd door een filmpje dat van haar op Facebook werd gezet.
In het filmpje loopt ze ergens langs een tuinmuurtje als ze een kat tegenkomt. De kat springt op het muurtje om haar te begroeten. Bale aait de kat over zijn kopje en kijkt eens achterom. Achter haar staat een groene afvalcontainer. Ze draait zich om en doet het ding open om iets weg te gooien. Dat iets blijkt de kat. Ze pakt hem in zijn nekvel, gooit hem in de container, doet het deksel naar beneden en loopt weg alsof er niet is gebeurd.
Het beest werd na vijftien uur uit de container bevrijd door zijn eigenaar, die er dankzij een beveiligingscamera achter kwam wat er met zijn huisdier was gebeurd. Woedend zette hij het filmpje online en binnen een paar uur waren Bale’s naam en adres bekend. Via het soort netwerken waar ook Jarvis en Van ’t Hek gebruik van maakten werd Bale wereldwijd aan de schandpaal genageld. De Facebook-pagina “Death to Mary Bale” werd uit de lucht gehaald, maar “Mary Bale should be locked up for putting Lola the cat in a bin” heeft nog steeds 20.724 fans. Bale kan zonder politiebegeleiding de deur niet meer uit.
Na het zien van The Social Network hadden velen het gevoel dat Facebook deel uitmaakte van iets groots, iets belangrijks, misschien zelfs iets wereldveranderends. In de film zagen we hoe Mark Zuckerberg software ontwikkelde waarmee Harvard-studentes op uiterlijk konden worden beoordeeld. Hoe kwetsend of beledigend ook, Zuckerberg’s vondst sloeg direct aan en lag aan de basis van wat in korte tijd uitgroeide tot het Facebook dat we nu kennen: een bedrijf dat miljarden waard is. Die miljarden hebben te maken met de 500 miljoen gebruikers aan wie geadverteerd kan worden terwijl zij onderling eindeloze netwerken creëren. Netwerken die moeilijk een bedrijf ten gronde richten, maar des te makkelijker een gewoon iemand het leven heel moeilijk maken.