Eén van de meest bejubelde filmpjes op internet van de afgelopen jaren is het fragment uit De Meisjes van Halal waarin Hans Teeuwen de presentatrices de les leest over de vrijheid van meningsuiting. De strekking was dat alles gezegd mag worden en dat de zielenpijn die het soms oplevert het offer is dat we daarvoor maken: niet alleen moslims voelen zich weleens beledigd. Geert Wilders is net als Teeuwen een absolutist als het gaat om de vrijheid van meningsuiting en de rechtszaak die afgelopen week begonnen is gaat op zoek naar de grenzen. De denker die steevast opgevoerd wordt is de Franse verlichtingsfilosoof Voltaire: “Ik keur af wat u zegt, maar tot de dood zal ik uw recht verdedigen om het te kunnen zeggen.”
Wat doorgaans vergeten wordt is dat deze woorden nooit letterlijk toegeschreven zijn aan Voltaire. Evelyn Beatrice Hall, een van zijn biografen, wilde in haar boek in 1906 in één zin illustreren waar Voltaire voor stond en kwam met voorgaand citaat. Ze heeft nooit gezegd dat deze woorden werkelijk van Voltaire afkomstig waren. Sterker nog, het zou haar sterk verbazen als hij het zo letterlijk had gesteld. Alleen al daarom moeten we maar eens andere denkers aanhalen, maar het kan bovendien geen kwaad wat verder te kijken dan onze neuzen lang zijn. Dit is geen nieuw debat. Vrijheid van meningsuiting was al een groot vraagstuk in de godsdienstoorlogen, toen Galileo Galilei verketterd werd omdat volgens hem de aarde niet het middelpunt van het heelal was maar ook toen de nazi's opriepen tot geweld in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Er zijn zoveel andere mensen dan Voltaire die hun hoofd er al over hebben gebroken. Het debat kan wel wat hernieuwde aandacht voor andere denkers gebruiken.
John Stuart Mill gebruikte bijna zijn ganse leven om erop los te redeneren over de vrijheid van meningsuiting. Zijn arme ziel wordt er dan ook regelmatig bijgesleurd om de vrijheid van meningsuiting te verdedigen. Wat Mill betreft mag elke ideologie verdedigd worden, hoe belachelijk deze ook is en hoe weinig mensen deze ideologie ook moge aanhangen. Hij zegt daarover dat “if all mankind minus one were of one opinion, and only one person were of the contrary opinion, mankind would be no more justified in silencing that one person than he, if he had the power, would be justified in silencing mankind.” De enige grens aan deze vrijheid, is het schade berokkenen aan andere mensen. Een duidelijke uitleg van Mill ontbreekt, maar men zou aan de hand hiervan bijvoorbeeld kunnen zeggen dat Wilders wel moslims mag beschuldigen in de opinie-bijlage van de NRC, maar dit niet mag doen in een live toespraak voor een groep veroordeelde misdadigers. Het verschil is dat hij in het tweede geval een direct gevaar creëert voor moslims.
Het probleem is dan vaak dat er soms nog weleens iets geroepen wordt dat discutabel is, maar niet directe slachtoffers heeft. Toen Hans Teeuwen op de sofa bij de meiden van Halal lag, gebruikte hij dat argument ook. Iedereen voelt zich weleens beledigd door algemene opmerking, maar dat betekent niet dat je dan maar je mond moet houden. De enige oplossing volgens Hans Teeuwen is het krijgen van een dikke huid. De Amerikaanse filosoof Joel Feinberg wijst erop dat we vrij regelmatig mensen veroordelen terwijl er helemaal geen sprake is van slachtoffers, bijvoorbeeld wanneer een 15-jarig meisje met haar vriend van 19 seks heeft en de laatste dan beschuldigd wordt van pedofilie. Feinberg wijst zaken aan in de Verenigde Staten die tot een veroordeling geleid hebben zonder dat er slachtoffers waren, en die zijn er vast ook in Nederland. Waarom zouden we dan niet woorden mogen veroordelen die niet direct slachtoffers hebben? Hans Teeuwen zal het er niet mee eens zijn, maar Feinberg stelt grenzen aan de vrijheid van meningsuiting bij de mate waarin woorden als beledigend worden ervaren en deze ook vermijdelijk waren geweest. Je mag voor het politieke debat dus wel de rol van de Islam aan de kaak stellen, maar je hoeft ze niet varkens te noemen. Dat laatste valt namelijk gemakkelijk te vermijden.
De grote favoriet van bijvoorbeeld NRC.next-columnist Rob Wijnberg is de Amerikaan Stanley Fish. Hij is bekend van onder andere het idee dat links zo prat gaat op hun morele gelijk, dat ze niet meer weten hoe ze hun ideeën moeten verdedigen. Rechtse partijen kunnen dat veel beter. Zo is rechts aan de haal gegaan met de vrijheid van meningsuiting, een traditioneel punt van de linkse liberalen. Maar, zegt Fish, de vrijheid van meningsuiting bestaat eigenlijk niet. Meningsuiting die volledig vrij is betekent niets, want dan kun je immers roepen wat je wilt. Zodra je betekenis gaat geven aan woorden, worden er grenzen gesteld. Dat is niet zo erg, want we zouden nooit in een wereld willen leven waarin woorden niets betekenen, niemand uitdagen of niets verhelderen. Er bestaat dus niet zoiets als de vrijheid van meningsuiting zolang we woorden een betekenis toekennen. Gelukkig maar, zegt Fish, en Wijnberg met hem.
Noam Chomsky stelde het in een documentaire “Manufacturing Consent” een stuk eenvoudiger. Hij zegt dat als je echt in de vrijheid van meningsuiting gelooft, dat je ook gelooft in de vrijheid van meningsuiting van mensen die het niet met je eens zijn. In dat geval moet je Wilders toestaan te zeggen dat de Islam de bron van al het kwaad is, maar dan moet Wilders ook toestaan dat men heilig in de Koran gelooft en juist dat schijnt hem momenteel niet helemaal wel te gevallen.
Volgende keer doen we er goed aan eens iemand anders te aan te halen dan Voltaire. Heeft Wilders niet iemand beschadigd zoals Mill dat bedoelt? Of heeft Wilders de grenzen van Feinberg overtreden en beledigende uitspraken gedaan die ook vermeden hadden kunnen worden? Of moeten we de woorden van Wilders juist toestaan, omdat we dan echte Chomskiaanse vrijheid van meningsuiting hebben? Maar waarom zouden we überhaupt denkers aanhalen, die hun woorden jaren geleden gesproken hebben in een heel andere context? Het antwoord is eenvoudig: omdat het niet om Wilders gaat en ook niet om de vraag of zijn woorden rechtmatig zijn. De discussie is veel groter: van de Mohammedcartoons in Denemarken, vervolgde journalisten in Iran, Google in China, tot aan dissidenten in Rusland. Waar liggen nou echt de grenzen aan de vrijheid van meningsuiting? Geert Wilders is maar een voorbeeld. Voltaire ook. Laten we niet selectief onthouden welke harde noten reeds gekraakt zijn. Om de echt grote denker in dezen te citeren: “Mag ik dat zeggen? Ja dat mag ik zeggen,” aldus politiek filosoof Mart Smeets. Tijdloos en relevant, net als Voltaire en net als Mill, Fish, Feinberg en Chomsky.