Anna van Leeuwen laat zich graag inspireren door de oproepen op het prikbord in jouw supermarkt. Heb je een bijzondere oproep gezien, en wil je dat Anna het verhaal daarachter bedenkt? Stuur haar dan een scherpe foto van het kaartje, en wie weet verwerkt zij het in een van haar verhalen.
De boomspiegels dreigden te verpauperen. Zo kondigde Anneke haar plannen aan toen ze net tot voorzitter van het buurtcomité was gekozen. Soms moet je grote woorden gebruiken. Verpauperen. Het was de eerste keer dat ze het zei, maar ze was van plan het vaker te gebruiken. Het bekte lekker, en het werkte. Ze zag de schoenmaker en de buurtsupermanager opkijken van hun papieren. De penningmeester was verbaasd en vroeg alleen: ‘Boomspiegels?’ De notulist wilde weten of dit onderwerp hoorde bij punt 7, 'onderhoud en verfraaiing' of bij punt 8, 'leefbaarheid'. ‘Maak er maar 7b van,’ zei Anneke daadkrachtig.
En daarna werden ze het snel eens. Er zou een speciaal team komen, er zou een potje komen, er zou een buurtbrief komen. Anneke stelde de buurtbrief op. Dat hoeft niet, als voorzitter, maar ze vond het een teken van goede wil en betrokkenheid. Op papier gaf ze de voorkeur aan het woord ‘verpaupering’, dus stond bovenaan de brief: ‘Betreft: dreigende verpaupering boomspiegels’. Dat zou de buurtbewoners wakker schudden.
Er was een kort actielijstje: geen fietsen tegen de bomen aan, zeker geen overgebleven brood rondstrooien en ook geen ander afval laten slingeren. De verfraaiing zou volgen, die belofte kon het buurtcomité heus doen. Er was immers genoeg geld in kas sinds het comité entree had geheven voor voetbal op groot scherm en John toen bier had geschonken voor € 1,50 per glas.
De buurtsupermanager had een Powerpoint gemaakt met mogelijke beplanting. Toen de beamer het na twintig minuten deed, was men over de viooltjes unaniem positief. Andere planten werden al dan niet met een meerderheid aan stemmen gekozen.
Aan de plantdag zelf ging de opruimdag vooraf, dat was een zondag. Het buurtcomité had in de buurtbrief om vrijwilligers gevraagd. Het waren dezelfde vrijwilligers als bij het voetbal. De gemeente had afvalprikkers ter beschikking gesteld. Anneke had handschoenen gekocht, die de vrijwilligers mochten houden. John had zijn eigen handschoenen meegenomen en vroeg of hij dan de afvalprikker mocht houden, maar Anneke had liever dat hij alsnog handschoenen meenam om iemand anders een plezier mee te doen. Verder was er weinig tegenwerking die dag. Men gaf elkaar complimenten over en weer, en ook passanten die minder vrijwillig actief in de buurt waren, spraken zich vol lof uit.
Anneke lag die zondagavond om 21.27 uur tevreden in bed. Om 00.03 uur werd zij wakker met een akelig voorgevoel. Terwijl haar beker melk in de magnetron rondjes draaide, keek ze naar buiten, naar haar straat. In het licht van de lantaarnpalen zag het er spic en span uit. Ze schrok van de ‘PING’ van de magnetron. En toen nam haar akelige voorgevoel een gedaante aan. De gedaante van afval dat tussen zondagavond en maandagochtend in de boomspiegels zou belanden. Afval dat de vrijwilligers van de beplanting niet zouden willen opruimen.
Haar wekker ging die maandagochtend om 6.30 uur. In alle vroegte ging Anneke met een vuilniszak de straat op. Haar voorgevoel klopte: ze vond een leeg colablikje, een plastic zakje en iets dat glinsterde. Een ketting met eraan een pinguïn, een dobbelsteentje, een hondje, enzovoorts, enzovoorts. Ze wreef met haar duim over de bedeltjes, ze leken wel zilver. Ze stak de ketting in haar zak, om die er pas ’s avonds, nadat alle boomspiegels waren beplant, uit te vissen.
Anneke waste de ketting, poetste de ketting. En nadat deze een paar dagen in de fruitschaal op tafel had gewacht op aandacht, deed ze ‘m op een ochtend om. De ketting was een mooie beloning voor haar inzet voor de buurt, vond Anneke.
De pinguïn kreeg een naam: Joris. Het hondje heette Gijs. Ze bedacht verhalen bij de bedeltjes, als mensen ernaar vroegen. Ze vertelde de buurtsupermanager dat haar eerste man (ze had helemaal geen eerste man) gokverslaafd was, vandaar het dobbelsteentje. Ze vertelde de schoenmaker dat ze haar zus (ze had helemaal geen zus) aan het circus was verloren, vandaar het harlekijntje.
Als Anneke het briefje van Paula zelf in de buurtsuper ontdekt had, was het misschien nog goed afgelopen. Ze had de ketting terug kunnen geven aan Paula, misschien. Maar het was de buurtsupermanager zelf die Anneke tijdens de buurtvergadering confronteerde met het blauwe briefje. Wilde Anneke misschien iets uitleggen? Dat de hond aan haar ketting geen herdershond was, dat was het enige wat Anneke kon uitleggen, maar de penningmeester was het daar niet mee eens. Die vond dat de snuit heel duidelijk de snuit van een herdershond was en de schoenmaker vond dat ook.
En daarna werden ze het snel eens.
Anneke verliet het buurtcomité, de ketting ging terug naar Paula, al had zij de pinguïn Joris en het dobbelsteentje niet eens genoemd.
En heel soms zette Anneke ’s nachts de wekker en strooide afval en stukken brood over de viooltjes, terwijl ze dacht aan ‘dreigende verpaupering’.