Een jongen met een Turkse pizza in zijn hand leidde ons rond in ons toekomstige huis. "Moest nog ontbijten," verontschuldigde hij zich voor de rol in zilverfolie waar knoflooksaus uit droop. Het was drie uur ’s middags, maar wij waren studenten onder elkaar en begrepen dat daarom best. Mijn vriendin liep inspecterend door elke kamer en vertelde hoe we het gingen inrichten, maar ik had meer aandacht voor de geurende lekkernij. "Beste Turkse bakker van het westelijk halfrond," vertrouwde de jongen mij smakkend toe. "En maar dertig meter hier vandaan, wat dat betreft is deze locatie ideaal." Toen mijn vriendin en ik naar buiten liepen waren we beiden extatisch. "Wat fantastisch toch!" riep zij uit. "Ja," beaamde ik, "laten we er meteen een kopen, het zal de eerste zijn van velen." Haar gezicht betrok. "Heb je het nou over die stomme pizza? Lekker belangrijk zeg! Heb je gezien wat we allemaal met die woonkamer kunnen doen?" Ik begreep niet goed wat er te doen viel. Eigenlijk had ik helemaal niet willen verhuizen, want dat leek me maar een hoop gedoe. Maar mijn geliefde vond dat mijn studentenkamer, waar zij een jaar daarvoor was ingetrokken om niet meer af te hoeven spreken, te weinig bewegingsvrijheid voor ons beiden bood. “Ik heb er geen enkel probleem mee om de bank nooit te verlaten”, opperde ik nog, maar mijn vriendin was onvermurwbaar. De Turkse pizza zorgde er echter voor dat ik de veranderingen positief tegemoet zag.
De komende jaren aten wij op gezette tijden een Turkse pizza als lunch. Ik was meestal degene die ze haalde en die dus de onvermijdelijke twee vragen van de Turk moest beantwoorden. De ene vraag luidde “eten of meenemen?” en dat was nog eenvoudig te beantwoorden, maar tegen de andere vraag zag ik steeds weer op. “Alles erop?” was die vraag. Met ‘alles’ werd sla, knoflooksaus en hete saus bedoeld. Ik wilde dat allemaal wel en mijn vriendin ook, alleen wilde zij maar een beetje hete saus. “Op beide alles, maar op een niet te veel hete saus”, probeerde ik dan, of “op de ene alles en op de andere ook alles maar dan slechts een pietsje hete saus”, of “op de ene alles en in reguliere hoeveelheden, op de andere ook alles maar dan wat betreft de hete saus slechts een minimale portie”. Welke zin ik ook koos als antwoord op zijn vraag, steeds weer vormde dit een moment waarin de wereld uit elkaar leek te kunnen vallen. Maar ook al zou blijken dat op de ene pizza de normale hoeveelheid hete saus terecht was gekomen en op de andere extra veel, of een andere variatie die ons middagmaal naar Russische roulette deed smaken, ik wilde er niet te veel woorden aan vuil te maken. De vragen van de bakker waren een onderdeel van een routine die niet doorbroken mocht worden. Met zijn behaarde handen sloeg hij het deeg plat en veegde dan die handen af aan het schort dat om zijn dikke buik gespannen zat, waarbij van ver achter uit zijn keel een melodie klonk. Ik stelde mij voor dat het een lied was waarmee zijn moeder hem als kind in slaap wiegde. Misschien lag het aan mij, maar met de jaren begon dit lied steeds weemoediger te klinken. “Dag buurman”, zei de Turk als ik zijn zaak verliet, maar hij keek me nooit aan.
In het jaar dat het uit was tussen mij en mijn vriendin, en zij een andere woning betrok waardoor ik opeens meer bewegingsvrijheid kreeg dan ik ooit had gewild, werd het halen van een Turkse pizza opeens een doodeenvoudige aangelegenheid. “Eén pizza, om mee te nemen, met alles erop”, zei ik dan en hoefde vervolgens alleen maar te wachten. Soms vroeg ik mij af of de Turk zich afvroeg wat er met die andere persoon gebeurd was, de persoon die niet te veel hete saus wilde. In deze periode kwam de zoon van de Turk steeds vaker in de winkel te werken. Zijn vader richtte zich op het bakproces, de zoon verzorgde het contact met de klanten. Met zijn vlotte babbel en bijdehante lach leek hij hier veel plezier in te hebben. Toen mijn vriendin en ik weer bij elkaar kwamen was ik bang dat het halen van een pizza opnieuw zwaar zou worden, maar de jongen begreep meteen wat ik met mijn bestelling bedoelde en kwam zelfs met het idee een extra servet om een van de twee pizza’s te doen zodat wij ze makkelijk uit elkaar konden halen.
Het was duidelijk dat de vader het bij het bakken van pizza’s wilde houden, maar de zoon meer mogelijkheden zag. “Maandag hebben we kapsalon” zei de jonge Turk op een dag en ik zag een glundering in zijn ogen. “Zo zo,” zei ik “dat is niet mis, dan kom ik hem zeker uittesten”. Maar die maandag keek hij me schuldbewust aan. “De frituur voor de friet moet nog geleverd worden”, zei hij. De volgende paar keer dat ik een pizza haalde bleek de frituur om een andere reden vertraagd te zijn. Op een gegeven moment vroeg ik er niet meer naar, maar het was duidelijk dat de frituur tussen ons in was komen te staan. Ik had alleen een kapsalon willen kopen om hem een plezier te doen, maar ik was bang dat hij nu de meest ingewikkelde vergunningen aan het aanvragen was om mij als klant tevreden te kunnen houden. Wat had ik ooit anders gewild dan zijn vaders pizza’s, de beste van het westelijk halfrond? Steeds vaker versnelde ik mijn pas als ik de zaak passeerde en smeerde ik tussen de middag een boterham met kaas.
Volgende week gaan mijn vriendin en ik verhuizen. Sinds we ons hebben voortgeplant is er meer bewegingsvrijheid nodig. Mijn vriendin is de hele dag aan het klussen in het nieuwe huis. Ik zit in het oude huis en pas op mijn dochter. Vandaag ben ik afscheid gaan nemen van de Turk. Zijn zoon was er niet. “Ik heb de afgelopen vijf jaar genoten van jouw pizza’s,” zei ik tegen de man, “en daar wil jou voor bedanken.” Ik was bang voor het effect dat mijn mededeling op zou roepen. Misschien zou de man mij voor het eerst echt aankijken, misschien zouden er tranen vallen op zijn schort. In plaats daarvan schoof hij twee pizza’s in de oven en zei: “Buurman ga verhuizen, isj goed.” Met een tintelend gevoel liep ik de winkel uit. Ik kan verder.