Asset 14

Vergeten kunstenaars (faam en vergankelijkheid in Parijs)

Emy was met een groep veelbelovende jonge schrijvers in Parijs. Op de begraafplaatsen kwam ze erachter hoe vergankelijk roem is.

“Hier om de hoek ligt een man die ik normaal nooit bezoek, maar nu zijn er Nederlanders bij, dus laten we even langsgaan.” Bertrand leidt ons met zwierige gebaren een heuveltje op. Bertrand is nécrosophe en dit is een necrosafari. De zon schijnt fel op de met mos begroeide negentiende-eeuwse tombes. Daartussen zoeken hordes mensen naar hun favoriete dode, struikelend over losse brokken steen en boomwortels, starend op hun overzichtskaarten, camera in de aanslag. Bertrand wijst naar een rechthoekige, roomwitte steen. We naderen het graf van de achterkant. “Dit graf wordt zelden bezocht, de Fransen kennen deze man niet,” fluistert Bertrand. Ik kijk naar de naam op de steen: “Karel Appel!” “Inderdaad,” zegt Bertrand, en begint een korte uitleg over CoBrA. Appels graf zit onder de duivenpoep en begint groen te verkleuren. Ik kijk een tijdje naar het eenzame graf van de verdwaalde Hollander. Daarbij zie ik er kennelijk beteuterd uit, want een Frans echtpaar komt me geruststellen: zij kennen Appel heus wel. Om het te bewijzen port de vrouw haar man dat hij een foto moet maken.

Tijdens de rest van de tour over Père-Lachaise, het meest bezochte kerkhof ter wereld, kijk ik steeds naar de graven waar niemand naar lijkt te kijken. Vergetelheid komt in verschillende gradaties. Zo ligt recht tegenover Chopin de dichter Yvan Goll. Goll is (nog) niet geheel vergeten (er staan enkele reviews van zijn gedichten op goodreads.com), maar het contrast tussen de aandacht voor zijn graf en dat van Chopin is schrijnend. Goll heeft “het meest beleunde graf van Père-Lachaise”, aldus Bertrand. Mensen steunen erop om een goede foto van Chopins graf te maken, maar kijken er niet naar om. Op Golls steen staan strofen uit zijn epische gedicht Jean Sans Terre: “Je n'aurai pas duré plus que l'écume / Aux lèvres de la vague sur le sable” (“Ik duurde niet langer dan het schuim / Op de lippen van de golf op het zand”). Die regels zijn nog sterker van toepassing op Ludwig Kainer (1885-1967), een schilder die samen met zijn vrouw in de schaduw van de tombe van het tragische koppel Abelard en Héloïse begraven ligt. Ludwig Kainer heeft niet eens een Wikipedia-pagina.

Hoe erg is het om te worden vergeten? Bij leven is het vervelend, voor sommigen een reden om te willen sterven. Gemist worden geeft je bestaansrecht. Maar gemist willen worden na je dood heeft iets vreemds. Zelf merk je het niet, terwijl anderen last hebben van het gemis. We willen het natuurlijk omdat het idee voort te leven in het geheugen van anderen de illusie geeft dat we niet werkelijk zullen sterven. “Find / Glory/ In a song that rings true / Truth like a blazing fire / An eternal flame”, zingt één van de met hiv besmette artiesten pathetisch in de musical Rent. Stiekem wil ik dat ook wel, één werk, of één zin maar, één zin die wordt herdrukt en instemmend wordt herhaald bij geboortes, bruiloften en begrafenissen. Maar uiteindelijk is het ijl en ijdel en grijpen naar de wind. Père-Lachaise en Montparnasse zijn bezaaid met Gotische tombes van bourgeoisfamilies die zichzelf erg belangrijk vonden. Nu staan die tombes op instorten. En hoeveel mensen gaan over honderd jaar nog naar het graf van Jim Morrison? Vergeet het maar, het tegengaan van de vergetelheid.

Terwijl ik dit schrijf is een groot deel van de groep waarmee ik hier ben samen wat aan het drinken. Ik ben in Parijs op een zogeheten “residentie” van twee weken, geregeld door de culturele organisatie deBuren, samen met zeventien andere jonge schrijvers, een fotografe en een radiomaakster. DeBuren vindt ons “getalenteerd” en “veelbelovend”. Het is confronterend om met een hele groep jonge getalenteerden ergens te zijn. Wie van ons gaat het maken, op wiens graf zal het later rozen regenen? Welke beloftes blijven onvervuld? En als de roem uitblijft, waar is dan het bewijs van de kwaliteit? Is het kunnen raken van één persoon afdoende?

De locatie werkt ook niet mee om de druk te verlichten, Parijs is te zwaar beladen. Na Los Angeles en New York is het dé stad waar kunstenaars naartoe komen in de hoop op onsterfelijkheid. De Belle Époque, de Roaring Twenties en de jaren van de existentialistische zwarte coltruien staan in het collectieve geheugen gegrift. De huidige staat van culturele relevantie doet er niet toe, Parijs blijft gehuld in de waas van een glorieus verleden, een droombeeld dat actief in stand wordt gehouden. Toeristen komen hierheen om te doen wat Owen Wilson in Woody Allens film Midnight in Paris deed: de voetsporen volgen van de artistieke grootheden, zitten waar zij hebben gezeten, drinken waar zij hebben gedronken. Sommigen pakken het serieuzer aan en komen voor langere tijd naar de lichtstad. Beeldend kunstenaars proberen een plek te vinden in een van de artistieke kraakpanden die door de gemeente worden toegestaan als het er netjes en afdoende creatief aan toegaat. Schrijvers kloppen aan bij Shakespeare and Company, een Engelstalige boekhandel en ontmoetingsplek die ooit Le Mistral heette, maar in 1964 vernoemd werd naar de boekhandel waar schrijvers als Hemingway en Joyce in de jaren twintig kwamen.

Parijs trekt aan vanwege de mythe dat zij kunstenaars zou vormen, de schrijvershand in beweging zou zetten. Maar voor elke Joyce of Picasso zijn er vele duizenden, tienduizenden, honderdduizenden van wie we de naam zijn vergeten. En dan zijn er nog al die kunstenaars die het tijdelijk wel leek te lukken, maar wiens schreden niemand probeert na te gaan, wiens naam uiteindelijk niet bijgeschreven werd op de beroemdhedenlijst van de begraafplaatsentours.

Illustratie: Liesbeth de Feyter

Carzou

Eén zo’n vergeten kunstenaar is de surrealistische schilder Carzou (1907-2000). Ooit was Carzou beroemd in Frankrijk, maar nu is er buiten zijn zoon Jean-Marie niemand die voor hem naar de begraafplaats Montparnasse komt. Hij staat niet op de kaart. Jean-Marie heeft een geïmproviseerde kaart voor me gemaakt, een aantal lijnen voor de wegen, een rondje voor het standbeeld voor Baudelaire en een kruis voor het graf. Ik zou geen goede schatzoeker zijn. Ietwat beschaamd sjok ik steeds weer tussen dezelfde graven door. Een Italiaans stel is in hetzelfde gedeelte bezig met een vruchteloze speurtocht. Ik vraag de geblondeerde dame voor wie zij komen – Guy de Maupassant, zegt ze met een droevig lachje, ze heeft het eigenlijk al opgegeven. Of ik hem ook zoek, wil ze weten. Carzou? Nee, nooit van gehoord. Zo’n drie kwartier later vind ik Carzou, alleen nadat ik telefonisch de hulp van Jean-Marie heb ingeroepen. Om de letters van het graf naast Carzou bij te werken had een man zijn gereedschapskist op de grafplaat gelegd.

Carzou werd geboren als Karnik Zouloumian in Syrië. Zijn leven laat zich lezen als een from-rags-to-riches verhaal, totdat alles weer uiteenvalt. Na de dood van zijn vader verhuist de kleine Karnik met zijn moeder naar haar familie in Egypte. Ze hebben het niet breed, maar dankzij een beurs voor slimme Armeniërs kan Karnik op zijn zeventiende naar Parijs. Hij mag er studeren aan een school voor de kunsten. Na zijn afstuderen begint hij langzaam geld en faam te vergaren met het maken van affiches en satirische tekeningen voor de krant. In 1938 ontvangt hij voor het eerst een prijs voor zijn schilderkunst en in 1939 volgt zijn eerste solotentoonstelling. De Tweede Wereldoorlog zet alles stil, maar de jaren vijftig zijn Carzous glorieperiode. De prijzen stapelen zich op, hij exposeert geregeld en wordt officieel erkend als een van de belangrijkste schilders van zijn generatie.

Vanaf de jaren zestig neemt de belangstelling voor Carzous werk af. Abstract werk en pop art gaan de markt domineren. Toch is het voor Carzou dan verre van voorbij. Zijn associatieve, kleurrijke werk spreekt nog genoeg mensen aan. Eind jaren zeventig ontvangt hij verschillende eervolle onderscheidingen en in 1986 verschijnt er zelfs een klein Musée Carzou in het plaatsje Vence.

Dan komt de beurskrach van 1987. Voor zover mensen nog aan kunst denken, dan niet meer aan het werk van Carzou. Het wordt onverkoopbaar. Het museum in Vence sluit. Carzou, tachtig jaar oud, is totaal verrast. Hij had gedacht dat hij altijd zou kunnen leven van de opbrengst van zijn schilderijen. Hij was gewend aan de waardering. Tegen de tijd dat Carzou overlijdt is hij zo goed als vergeten.

De plek op Cimetière du Montparnasse was toen al besproken, geregeld door een handige vriendin. Voor de beroemde begraafplaats geldt iets vergelijkbaars als voor chique clubs – als je genoeg geld en/of genoeg goede contacten hebt, kun je er binnenkomen. Er is een officiële commissie, maar die kan men omzeilen of ompraten. Carzou had moeten beloven dat hij een sculptuur zou leveren voor het graf, maar daar wilde hij niet mee bezig zijn, hij wilde niet denken aan de dood. Toen hij stierf, moest zoon Jean-Marie iets bedenken. Hij hield het uiteindelijk simpel: een zwarte plaat met gouden handtekening.

Levend begraven

Dit is niet het enige wat Jean-Marie heeft moeten regelen. Sinds zijn vaders overlijden is hij vrijwel non-stop bezig diens werk te ordenen. “Ik zat toen al zonder werk, ik was met pensioen,” zegt de voormalige journalist en documentairemaker, “maar sinds zijn overlijden werk ik harder dan ooit tevoren.” Jean-Marie is in een appartement getrokken enkele verdiepingen onder een van de voormalige ateliers van Carzou, een flat aan de boulevard Raspail. In dat voormalige atelier ligt het grootste deel van het werk en de troep van de overleden schilder.

Jean-Marie maakt de deur voor me open terwijl hij zuigt aan een dikke sigaar, gekleed voor zijn werk in een wit slobberig T-shirt met een plaatje van een terriër. De rommel slaat me direct in het gezicht. De hele gang staat vol met opgestapelde boeken, er is slechts een smal pad over. In de keuken – die niet als keuken wordt gebruikt – liggen lekkende flessen wijn onder dikke lagen stof. Het ruikt er zuur en muf. De woonkamer is relatief het beste onderhouden. Hier liggen duizenden schetsen van Carzou. Er liggen ook een kapotte paspop, schilderspullen, boeken, vaasjes en nog een heel scala aan moeilijker benoembare zaken. “Ik gooi niets weg,” zegt Jean-Marie, ten overvloede. “Dat deed mijn vader ook niet. Soms, eens in de twintig jaar, gooi ik een stapel oude kranten weg waarvan ik zeker weet dat ik ze niet meer zal lezen.” Hij beseft dat het een teringzooi is, maar zich ervoor verontschuldigen doet hij niet. Hij zegt alleen: “Vroeger was het nog erger, toen kon je hier niet bewegen, nu kun je van de ene kant van de kamer naar de andere komen.”

Beeld: Emy Koopman

Jean-Marie zit in een onmogelijke situatie. Hij wil niets weggooien, alleen verkopen, maar de musea zijn niet geïnteresseerd in het werk van de vergeten surrealist. Vrijwel de enige instantie aan wie hij wat werk heeft weten te slijten is de Cinémathèque Française – de posters die Carzou maakte voor de Dietrich-film Der Blaue Engel wilden zij nog wel hebben. Jean-Marie probeert het tij te keren en de interesse te doen oplaaien door tentoonstellingen en veilingen te organiseren. Veel hoop heeft hij echter niet. Hij accepteert de absurditeit van zijn Hercules-inspanning met wrange humor: “Ik ben een realist, ik zal sterven voordat dit karwei geklaard is.”

Alle lithografieën, ongeveer 12000, zijn inmiddels geordend. Zij liggen netjes genummerd in ladekasten. Momenteel is Jean-Marie bezig met het ordenen van de ongeveer 5000 tekeningen. Er is een catalogus, maar die stopt in 1968, van al het andere werk moeten dus nog foto’s komen, en regelmatig moet Jean-Marie zelf de titels voor tekeningen verzinnen. “ ‘Vrouw voor raam’, schrijf ik dan op.” Plezier haalt hij er niet uit. “Ik zie het als een plicht, ik moet dit doen, zoals ik ook voor mijn ouders moest zorgen toen ze oud en ziek waren. We waren niet close, maar daar gaat het niet om, sommige dingen moeten gebeuren.” Jean-Marie is levend begraven in het werk van een vader die nooit veel belangstelling voor hem had.

Be like James Joyce and do nothing

Om de mistroostige sfeer van Carzous appartement van me af te schudden ga ik naar Shakespeare and Company, waar de hoop nog leeft, waar de jongeren met stars in their eyes zitten. Shakespeare and Company omarmt de romantici, al is er nooit voldoende plek voor alle vrijwilligers die zich aanmelden om in ruil voor onderdak in de winkel te werken. Het is een zaterdagavond en de kleine winkel is zo vol dat een mooie brunette deurbeleid is gaan voeren: er mag pas weer iemand naar binnen als er iemand uitgaat. Als ik zeg dat ik voor “The Other Writers Group” kom, mag ik doorlopen, de houten trap op naar een krap zolderkamertje.

Er zitten op moment van binnenkomst acht mensen, waaronder de oprichter van deze schrijversavond David Barnes, een veertiger met een neusring, witte linnen kleding en sandalen. Ik vraag hem naar de aantrekkingskracht van Parijs. “Ja,” zegt Barnes, “de mythe van Parijs trekt jonge schrijvers aan, vooral Amerikanen. Maar het is niet erg dat ze afkomen op een droom, doordat ze dat doen ontstaat er een schrijversgemeenschap. Het is een self-fulfilling prophecy.” Het gezelschap in de kamer groeit langzaam, tot vijftien mensen, meer passen er niet in tenzij er op de grond gezeten wordt. Direct naast mij zit James, een iele, blonde Amerikaanse dichter met een zwartgerande bril. Hij komt uit Kansas, maar zo klinkt hij niet, zijn spraak is geaffecteerd. Een maand geleden kwam hij naar Parijs “to be like James Joyce and to do nothing”. Dat laatste lukt beter dan het eerste, schrijven is er nog niet van gekomen.

James is de belichaming van een cliché, maar op The Other Writers Group komen ook zeer serieuze beginnende schrijvers af. Zij geven commentaar op elkaars gedichten en verhalen, die op A4tjes worden uitgedeeld. “Je verhaal heeft een dromerige sfeer,” zegt voorzitter Bruce tegen een andere Amerikaanse James, die er vele malen robuuster uitziet dan blonde James. “Het is mooi, maar het kan krachtiger, je kunt veel zinnen schrappen.” “Waarom begin je niet met de zin waarin je hoofdpersoon met haar fiets uitglijdt op het ijs?,” zegt David. Robuuste James maakt druk notities. Zijn verhaal, over een vrouw die twijfelt aan haar huwelijk, heeft potentie, hij weet zijn metaforen goed te kiezen. Tot nu toe heeft hij nog niets gepubliceerd.

Ergens hoop ik dat het ook niet gaat gebeuren. Niet omdat ik het James misgun – hij is de vriendelijkheid zelve: kalm, intelligent en zonder pretentie. Maar met het publiceren wordt het hele circus van ijdelheid, verwachtingen en teleurstellingen in gang gezet, waarvan je je kunt afvragen of het tot een beter leven leidt. Ik moet denken aan Evan Shipman, een dichter (zonder Wikipedia-pagina) die Hemingway opvoert in A Moveable Feast. Voor Shipman is het ongepubliceerde gedicht of verhaal sterker dan het gepubliceerde, omdat het een mysterie blijft, een geheim: “ ‘We need more true mystery in our lives, Hem,’ he once said to me. ‘The completely unambitious writer and the really good unpublished poem are the things we lack most at this time.’”

Wie niet maalt om roem of lezers is pas echt bezig met l’art pour l’art. Er zit een fragiele schoonheid in datgene wat je slechts aan een enkeling laat zien.

Misschien is dit idee te romantisch, romantischer nog dan het droombeeld van de Amerikaanse schrijver in Parijs. Je kunt ook zeggen dat we elk sprankje schoonheid razend hard nodig hebben. Maar wellicht zit in een tijd waarin iedereen alles op internet kan gooien meer waarheid in Shipmans woorden dan ooit tevoren. Likes en verkoopcijfers zijn relatief, vergeten worden we uiteindelijk toch wel. Laten we er wat minder bang voor zijn.

--
Dit artikel ontstond op basis van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre

Mail

Emy Koopman was jarenlang Hard//hoofd-redactielid en is literatuurwetenschapper, psycholoog en schrijver. Ze debuteerde in 2016 met de roman Orewoet. Haar meest recente boek Tekenen van het universum verscheen in januari 2022 bij uitgeverij Prometheus.

Liesbeth de Feyter studeerde schilderkunst en beeldverhalen aan Sint Lucas in Brussel. Ze werkt als freelance illustrator en striptekenaar en maakt poëtische beelden met een luguber kantje.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Mooi vanbuiten en vanbinnen: pleidooi voor dagdagelijkse entomologie 2

Mooi vanbuiten en vanbinnen: pleidooi voor dagdagelijkse entomologie

Insecten hebben een slecht imago. We houden ze het liefst ver uit de buurt, maar dat is onterecht, vindt Jitte. Met dit artikel bewijst hij je graag van het tegendeel en vertelt hij hoe sluipwespen lieveheersbeestjes inschakelen als lijfwacht voor haar larven, over de indrukwekkende hersenen van de Darwinwesp, en hoe je een mierenkolonie opzet met één koningin. Lees meer

Auto Draft 6

ode aan de lepismA saccharinA

Lieke van den Belt neemt je mee in de wereld van de zilvervis. Met lichte en vervreemdende beelden schetst ze in twee gedichten een dialoog tussen deze beestjes en hun slachtoffers. Lees meer

Enterprise, Alabama

Enterprise, Alabama

Charlotte Duistermaat neemt je mee in de enigszins absurde culturele en historische impact van een snuitkeverplaag op een Amerikaans dorpje en de vergelijkbare migratiestromen van mens en dier. Lees meer

Oproep: Hard//hoofd zoekt een nieuwe Chef Beeld!

Hard//hoofd zoekt een nieuwe Chef Beeld!

Hard//hoofd zoekt een getalenteerde beelddenker (x/v/m) die visuele sturing geeft en die de redactie wil komen versterken! Lees meer

Oproep: Stouten Stift en het Rode Oor 2025 1

De Stoute Stift en Het Rode Oor 2025

De jaarlijkse erotische schrijfwedstrijd Het Rode Oor en de daaraan gekoppelde illustratiewedstrijd De Stoute Stift staan weer open voor inzendingen! We zijn op zoek naar de beste erotische verhalen om naar te luisteren en vier Nederlandse en vier Vlaamse illustratoren die een beeld willen maken bij de beste verhalen van de erotische schrijfwedstrijd. Lees meer

Composthoop

Een symfonie van het kleine leven

Jesse Van den Eynden neemt je mee in de symfonie van het kleine leven dat zich afspeelt in de duisternis van de composthoop. In dit liefdevolle essay beschrijft hij hoe zijn leven steeds meer overgenomen wordt door de rottende en levende massa in zijn tuin, en hoe het slurpen, klikken en kraken van de aarde en haar bewoners een meditatieve ervaring worden. Lees meer

Auto Draft 5

Verpopping

Wanneer een rups zich in de sombere wintermaanden in haar keukenraam nestelt, koestert de hoofdpersoon in dit verhaal van Esther De Soomer voor het eerst weer gevoelens van liefde en tederheid. Lees meer

Begraaf me, alsjeblieft! Een ode aan het beestje

Begraaf me, alsjeblieft! Een ode aan het beestje

Juul Kruse introduceert de Beestjesweken. Van 16 tot 29 maart zullen alle artikelen die we op Hard//hoofd publiceren gaan over kleine kruipers, slijmerige sluipers en gladde glibberaars. Juul vertelt waar diens fascinatie met beestjes begon en waarom die begraven wil worden na diens dood. Lees meer

Eiland zonder eilandjes

Eiland zonder eilandjes

Bram de Ridder is vervangend psychiater op Bonaire. Maar hoe moet hij zich als witte zorgprofessional verhouden tot de mensen van het eiland? Lees meer

De rode draad 1

De rode draad? Dat zijn wij, voor elkaar

Jihane Chaara is geen determinist, maar vraagt zich toch af of sommige ontmoetingen in het leven wel echt toeval zijn. Wat als we allemaal volgens een rode draad met elkaar verbonden zijn, zowel in ons huidige netwerk, als ook met degenen die op magische wijze ons leven in komen? Lees meer

Huizen, omhulsels

Huizen, omhulsels

Anne Schepers had nooit gedacht dat ze een huis kon kopen. Tijdens de verbouwing denkt ze na over huizen als politiek middel, hoe het is om als sociale klimmer ruimte in te nemen en waarom dromen over een fantasiehuis een privilege is. Lees meer

Huizen, omhulsels 1

richtingen, ruimtes, rijping

Anne Ballon schreef drie gedichten over een innerlijk dialoog. Met zachte, precieze en lichamelijke beelden neemt Anne ons mee in een conflict tussen een ‘jij’ die naar geborgenheid in seksuele ervaringen zoekt en een ‘ik’ die aan dit zoeken probeert te ontsnappen. Lees meer

:Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent is complex in een wereld gevormd door koloniaal geweld. Yousra Benfquih vraagt zich in haar eerste brief aan Alara Adilow af hoe consent een instrument kan worden van verzet. Lees meer

:Oproep: Hard//hoofd Biechtlijn

Luister de collectieve biecht uit 'Ssst'!

Voor Hard//hoofd magazine 'Ssst' verzamelden we biechten; de collectieve audiobiecht luister je hier! Lees meer

Met deze column kan ik de wereldvernietigen

Met deze column kan ik de wereld vernietigen

‘Maar als ik die column nu verder schrijf’ zegt Marthe van Bronkhorst, ‘dan komt deze informatie online, en kan ik die AI op ideeën brengen.' Lees meer

Iemand die in je gelooft

Iemand die in je gelooft

Jam van der Aa ontdekte pas laat dat ze autisme heeft. Toen ze jong was herkende jeugdzorg bovendien niet de rol van autisme in de onveilige situatie bij haar thuis. Ze was gedreven en nieuwsgierig, maar lange tijd op zichzelf aangewezen. Dit essay is een pleidooi voor betere jeugdzorg en gaat over veerkracht en jezelf leren begrijpen en vertrouwen. Lees meer

Stilte

Stilte

Haren wassen bij de kapper, of een ochtendkoffie in een treincoupé. Angelika Geronymaki neemt je in dit gedicht mee langs vormen van stilte. Lees meer

Automatische concepten 87

Van mijn spreekkamer tot aan Afghanistan

In haar behandelkamer zit Jihane Chaara als forensisch psycholoog niet alleen tegenover slachtoffers, maar ook tegenover daders van dwingende controle, een vorm van huiselijk geweld. Wat is het verband tussen deze psychologische, onderdrukkende machtstructuur van een individidu als meneer X in haar spreekkamer, en het regime van de Taliban in Afghanistan? Een essay over de verbinding tussen daderschap, ontkenning, grotere structuren van vrouwenonderdrukking en verzet. Lees meer

Lieve Yas 1

Lieve Yas

'Ik ben langzamerhand gaan inzien dat voor mij de scheidslijn tussen absolute vrijheid en eenzaamheid vaag is.' Mischa Daanen schrijft een brief aan zijn ex-date, die na een lange relatie vooral toe was aan vrijblijvendheid. Kan iets wel echte liefde zijn, als je beide andere voorwaarden stelt aan een relatie? Lees meer

Schieten op de maan

Schieten op de maan

'I shot the moon, and I’ll do it again if I have to.' Julien Staartjes vindt het moeilijk te bevatten hoe de wereld letterlijk in brand staat, maar er toch vooral ogen zijn gericht op wie de grootste raket kan bouwen. Daar kan geen fictie tegenop, maar je moet het toch proberen. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €2,50 per maand en ontvang in september je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer