Kunst maken over de klimaatcrisis is niet makkelijk. Hoe doe je dat, schrijven over een onderwerp waar velen de ogen voor sluiten? Else Boer vraagt Klimaatdichter Willemijn Kranendonk hoe je wakker in de wereld kan blijven staan zonder te verzakken in hoop of wanhoop.
Lieve Willemijn,
Als klein meisje had ik een fascinatie voor oude kastelen. Elke vakantie in Frankrijk bezochten mijn ouders er wel een paar. Mijn interesse had deels te maken met het feit dat ik mezelf wel prinses zag worden, maar de kastelen vervulden me ook met ontzag. Deze middeleeuwse bouwwerken bestonden al toen ik er niet was. Ik bekeek de scheuren in de muren, die zoveel ouder waren dan ik, en bedacht dat ze ook zouden blijven staan wanneer ik van de aardbodem was verdwenen – en lang daarna.
Om die reden fascineerden ook ruïnes me mateloos. De afgebrokkelde, met klimop begroeide stenen hopen lieten weinig meer zien van wat er had gestaan. Dit verleden was alweer bijna overgenomen door de natuur. De gespleten stenen, de oude kasteelvloer overwoekerd met gras, bramen die zich om halve pilaren wikkelden – het deed me denken aan het kasteel van Doornroosje, maar dan zonder dat de schone slaapster ooit wakker was geworden.
Soms stelde ik me mijn ouderlijk huis zo voor. Ik stond op het pleintje voor de voordeur, fiets in mijn handen, en deed mijn ogen dicht. Hoe zou het er over tweehonderd jaar uitzien? Ik bedacht een toekomst waarin het huis overwoekerd was, de muren nog half zichtbaar onder de roos die vanaf zijn plek naast de voordeur het huis overnam.
Het hielp me om zo na te denken. Het gaf me perspectief op hoe kort ik hier zelf eigenlijk op aarde ben. En altijd dacht ik: de dingen die voor mij hebben bestaan, zullen ook na mij wel blijven.
Maar misschien zag ik dat verkeerd.
Ik vraag me af wat jij denkt dat nodig is, als klimaatdichter: hoop of wanhoop?
Het idee dat de natuur de overhand kan krijgen, zoals dat bij ruïnes gebeurt, vond ik hoopvol. Maar het is ook passief. Die klimop groeit immers vanzelf, toch? Dit soort denken zie ik vaker als het om het klimaat gaat, en soms betrap ik mezelf erop – ja, het klimaat verandert, maar dat heeft het toch al eerder gedaan? Het is een enorm probleem – maar misschien zal het wel loslopen, misschien brengt de aarde zichzelf in balans.
Het is een sprookje waarin iedereen blijft slapen.
Ik vraag me af wat jij denkt dat nodig is, als klimaatdichter: hoop of wanhoop? Als hoop betekent dat je jezelf in slaap sust, heeft niemand er wat aan. Tegelijkertijd heeft wanhoop vaak dezelfde uitwerking – algehele verlamming.
Want ook die wanhoop voel ik regelmatig. Perspectief krijgen leek me altijd heel nuttig. Uitzoomen, je eigen bestaan relativeren, nadenken over de wereld in 2200 – het leek me nodig om te begrijpen dat ik eigenlijk niet zo heel veel voorstel, in het grote geheel. Dat vind ik helemaal niet zo hoopvol meer. Ken je dat nummer van John Mayer, Waiting on the World to Change? Het is zo ongeveer het tegenovergestelde van een protestsong. Daarin zingt hij: ‘Now we see everything that's going wrong, with the world and those who lead it. We just feel like we don't have the means, to rise above and beat it.’ Kortom: we zien wel dat het fout gaat, maar wij kunnen niks behalve wachten. Dat is behoorlijk deprimerend.
Gelukkig is dat nummer al weer vijftien jaar oud. Inmiddels zijn er klimaatmarsen, en tieners als Greta Thunberg die wereldleiders tot de orde roepen. Dat geeft me hoop – échte hoop, die komt met het besef dat er werk aan de winkel is.
Ik houd nog steeds van onkruid. Ik vind het een geruststellende gedachte dat boomwortels asfalt kunnen breken, dat viooltjes barsten veroorzaken in baksteen. Ik vind het hoopvol dat er langs de muur van mijn flat een digitalis groeit, op een reepje grond dat nog geen centimeter breed is.
Verandering kan klein beginnen.
Maar hoe laten we die verandering groeien? Wat denk jij?
Liefs,
Else
Lieve Else,
Wij, mijn ouders en ik, gingen vroeger ook altijd naar Frankrijk op vakantie. We hebben het departement Creuse in de regio Limousin ontelbare keren bezocht. Iedere keer dat we vrij waren, hoe kort ook, reden we negen uur aan een stuk door naar de camping. Als ik aan die vakanties denk, zie ik rijen auto’s wachtend om te kunnen betalen voor de tolwegen. Ik ruik dan de uitlaatgassen die door het open raampje naar binnen zweven. Ik zie mijn vader die uit het raam een shagje rookt. De tweedehands donkergroene Volvo v50 die we toen hadden.
In je brief schrijf je over jouw vroegere interesse voor ruïnes. Je vertelt dat het nadenken over hoe kort jouw eigen leven eigenlijk is, je perspectief geeft. Je dacht, en denkt misschien nog steeds, dat de aarde een nieuwe balans zal vinden, ongeacht wat wij nu veroorzaken of doen: de homo sapiens sterft uit; de wereld vindt een nieuw evenwicht; alles komt goed.
Tijdens een van onze vakanties in Frankrijk hebben we de ruïne van het dorp Orradour sur Glane bezocht. Orradour was een typisch Frans dorpje, met een kerk, een plein en een markt.
Op 10 juni 1944 arriveerden daar de Waffen-SS divisie Das Reich, vanwege een vergeldingsactie om een vuurgevecht in een stadje vlakbij een paar dagen eerder. De dorpelingen dachten dat de SS’ers vanwege een routinecontrole langskwamen en verzamelden daarom netjes op het plein. Na ongeveer een uur wachten begonnen de SS’ers de mensen uit elkaar te drijven. De mannen werden opgesloten in schuren, de vrouwen met hun kinderen in de nabijgelegen kerk. Er werd er een rookgranaat in de kerk gegooid en de schuren werden doorzeefd met kogels. Vervolgens werd het hele dorp in brand gestoken.
Na deze tragedie is het dorp niet opgebouwd, maar juist precies gelaten zoals het na de aanval was. In de kerk staan nog de verkoolde kinderwagens en de zwartgeblakerde gevels van de huizen rijzen boven de dorre grond uit. Ik herinner me dat er een drukkende stilte in de straten hing.
Orradour is een monument voor terreur geworden, een manier om te laten zien waartoe de mens in staat is.
De waarheid over de destructie die we aanrichten kan inderdaad verlammend werken.
Wat kunnen wij als individuen doen? En waarom doen politici zo weinig? Tegelijkertijd geloven we dat hoe meer aandacht de crisis krijgt, hoe sneller er iets aan gedaan wordt.
Als klimaatdichter geloof ik in de kracht van taal en de kracht van de verbeelding. In ons manifest schrijven we: ‘Aangemoedigd door protest over de hele wereld geloven we dat poëzie een belangrijke rol kan vervullen om het tij te keren, als creatief en inspirerend geluid in de strijd voor het klimaat.’
Een goed voorbeeld hiervan is het gedicht van Howard Krol, hij schreef:
Gelukkig sta ik er niet alleen voor. Wij zijn met velen.
Een stamverband dat verkeert op de hoogvlakten
van verontrusting. Een vastberaden brigade die betoogt:
we gaan ‘t de daders moeilijk maken. Om te beginnen
leggen we een daverend groot bos van dwarsbomen
rond hun kwaadaardigheid aan. We zijn felgroen
en we zijn hier om de aarde voorgoed te laten winnen.
We eisen een juichende leefbaarheid op. En fuck no,
we schrijven beslist geen toegevende zinnen.
Krol heeft een strijdlied geschreven, woorden om ons aan vast te houden als we de moed verliezen. ‘We zijn met velen,’ schrijft hij, en dat is ook zo. We zijn met honderdzestig dichters en er zijn duizenden klimaatactivisten die met ons mee strijden.
Wij, als klimaatdichters, zoeken naar manieren om de juiste verhalen te vertellen, verhalen die de huidige orde aan het wankelen brengen, verhalen die mobiliseren en verontrusten, maar ook inspireren. Door het lezen en schrijven over de klimaatcrisis, brengen we de problemen keer op keer onder de aandacht.
De waarheid over de destructie die we aanrichten kan inderdaad verlammend werken.
Wat kunnen wij als individuen doen? En waarom doen politici zo weinig?
Tegelijkertijd geloven we dat hoe meer aandacht de crisis krijgt, hoe sneller er iets aan gedaan wordt.
Else, je vraagt of we hoop of wanhoop moeten voelen en ik denk dat we die gevoelens allebei los moeten laten. Hoop en wanhoop gaan ervan uit dat er in de toekomst iets gaat gebeuren waar wij geen controle over hebben. Op dit moment is er nog een klein beetje tijd om het tij te doen keren. Wanneer we niets doen, wordt onze hele wereld een soort Orradour. We zullen dan om ons heen enkel nog de schade zien die we zelf hebben aangericht.
Als klimaatdichters gebruiken wij onze kracht en onze talenten, die van taal en het vertellen van verhalen, om deze verandering teweeg te brengen. Hoop en wanhoop helpen niet, we kunnen enkel stap voor stap doen wat we kunnen om de aarde een betere plek te maken, om het klimaat te redden.
Schrijf je me snel terug?
Alle liefs,
Willemijn
Deze week lees je elke dag een klimaatgedicht op Hard//hoofd. Benieuwd naar meer? De Klimaatdichters zijn een collectief om te volgen.
Samen schreven ze de klimaatpoëzie-bundel Zwemlessen voor Later . Een noodkreet voor de aarde, een ode aan de natuur, een pleidooi voor omwenteling. De bundel is te koop bij de lokale boekhandel en via Uitgeverij Vrijdag. De opbrengst van deze bundel gaat naar One World Tree Planting. Op Hard//hoofd mochten we het tipje van de klimaatsluier al oplichten aan de hand van 4 voorpublicaties die je hier kan lezen.
Willemijn Kranendonk (1994) is dichter en schrijver. In 2019 studeerde zij af aan de opleiding ArtEZ Creative Writing. Ze werkt momenteel aan haar debuutroman die zal verschijnen bij Uitgeverij Van Oorschot.