De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Dolf de Weijer probeerde te duiden wat Nederland bijdraagt aan de oorlog in Syrië, maar kwam vooral tegenstrijdige berichten tegen.
Bij een recentelijk bezoek van Kamerleden aan de anti-IS-coalitie, kwam naar buiten dat de Nederlandse F-16’s nauwelijks worden ingezet boven Syrië. De vliegtuigen hebben geen satellietcommunicatie en kunnen zonder grondtroepen niet goed bombarderen. De verraste Kamerleden – voorgaand ‘detail’ kwam kennelijk niet eerder ter sprake – vragen minister Hennis van Defensie nu om uitleg. In januari gaf zij immers nog hoog op over de Nederlandse precisiebombardementen: “daarom zijn we door onze coalitiegenoten gevraagd ook in Syrië mee te doen.” Na het ontstane beeld van stofvangende F-16’s, bezocht onze koning de troepen en communiceerde Defensie dat Nederlandse piloten tientallen IS-strijders hebben gedood. Ondanks dit damage control-persbombardement blijft het onduidelijk wat ons leger precies doet in Syrië. Defensie spreekt in haar communicatie namelijk altijd over Irak en/of het oosten van Syrië.
In Nederland lijkt er sowieso meer debat te zijn over oorlogsdeelname, dan over het werkelijke missieverloop. Niet zelden gaan die vooraf-discussies met naïviteit en hypocrisie gepaard. Task Force Uruzgan (2006-2010) was geen vechtmissie, maar wederopbouw, en de getrainde Afghaanse agenten bij de politiemissie in Kunduz (2011-2013) moesten beloven niet op de Taliban te jagen. Een recenter voorbeeld is de ophef over Rutte’s uitspraak dat hij Nederlandse jihadgangers liever ziet omkomen dan terugkomen. Partijleiders, die voor het bombarderen van IS waren, bekritiseerden Rutte. Samsom “gunde geen moeder dat haar kind sterft in een zinloze oorlog” en Buma vond dat “een politicus echt nooit kan uitspreken dat het maar beter is als iemand doodgaat.” Nederland beschikt dan over kleine diameterbommen, ze zijn toch echt bedoeld om mee te doden.Dit zijn de morele vraagstukken, maar wat zijn de feiten? Want in weerwil van het bericht over gedode IS-strijders, hult Defensie zich meestal in stilzwijgen. Onderzoeksorganisatie Airwars vergelijkt Nederland hiermee zelfs met Bahrein, dat alles geheim houdt. De Verenigde Staten bijvoorbeeld, zijn een stuk opener over hun gegooide bommen. Het Ministerie van Defensie deelt nauwelijks informatie omdat dat de vijand wijzer zou maken en aan zou zetten tot radicalisering. Maar juist door niet te zeggen waarom of wie er gebombardeerd wordt, krijgt IS alle ruimte voor propaganda over het Westen als de agressor die zomaar islamitische landen aanvalt. Dat zulke ideeën aanslaan, bleek uit het geen4meivoormij-pamflet van de 22-jarige Christa Noëlle. Ze schrijft: “Hoe kunnen wij het ermee eens zijn dat dit vreselijke verleden nooit meer mag gebeuren terwijl wij ondertussen bommen op Syrië gooien?” Alsof Nederland zonder aanleiding bommen gooit en erop uit is om Syrische burgers te doden in plaats van IS te bestrijden - een terreurgroep die moordt zoals de Einsatzgruppen in de Tweede Wereldoorlog.
Uiteraard kan bij een oorlog niet altijd in detail worden getreden, maar het zou een democratische plicht moeten zijn om burgers zo volledig mogelijk erover te informeren. Zeker over de strijd in Irak en Syrië, waarbij het Westen vaak afhankelijk is van allerlei strijdgroepen op de grond – Koerdische strijders, Syrische opstandelingen, etc. – met elk hun eigen belang. Wie zegt dat een Nederlandse F-16 niet door verkeerde grondinlichtingen een bom gooit op een ziekenhuis of vluchtelingenkamp? Hoe wordt dat voorkomen? Meer transparantie over getroffen doelen kan zo zorgen voor het beperken van burgerslachtoffers.
Het is aan de politiek en defensie om rekenschap te geven over oorlogsmissies. Niet alleen hypothetisch vooraf, of jaren later bij de zoveelste commissie of parlementaire enquête.
Beeld: Flickr