Chapeau, dat je bijna helemaal zelf hebt ingezien hoe verrot het meubilair van je binnenwereld is. Dat je eindelijk begreep dat je mij onoverbrugbaar ver van je hebt afgestoten door me in het oog te houden met die omgekeerde verrekijker. Het soort hout waaruit jij bent gesneden, daar maak ik de kachel mee aan. Ik laat de schoorsteen roken met jouw dubieuze talent om mij overal te kunnen vinden. Al sinds je voor het eerst voorbijkwam op die zelfgemaakte racefiets, en alle keren daarna, sloot zich mijn automatisch hekwerk en rolde ik het prikkeldraad uit. Zelfs in de tram op weg naar huis volgde je mijn spoor. Toen ik de volgende dag de gordijnen opende, stond je daar. Je droeg een zonnebril, al was het donker.
Jij liet je nooit in de ogen kijken, maar mij nam je des te zorgvuldiger op. Toen je op het terras tegenover mijn werkplek zat, alleen omdat het je gelukt was uit te vinden waar ik werk en wat mijn uren zijn, slechts om te laten zien dat je niet bang was die informatie te gebruiken. Het ging gewoonweg niet om mij, je deed het voor jezelf alleen. Ik was toevallig het onfortuinlijk object.
Hoe vaak heb je me gegoogeld? Tot en met die blauwe maandag bij dat modellenbureau aan toe? Ga jij echt zover terug achter mijn grensposten? Weet je eigenlijk wel hoe ik heet of herkauw je mijn voornaam tot die op de jouwe gaat lijken? Ben je bekend met het begrip ‘retorische vraag’?
En terecht, dat je me nooit hebt durven opwachten bij mijn fiets, daar heb je de kloten niet voor. Schurftige lafbek. Je wist welke het was en waar hij stond, nietwaar? En dat ik hem dagelijks van het slot haalde om tien over vijf. Je zou op de voordrager zitten, op het oog ontspannen, met één hand op de dubbele stang. Je zou nonchalant iets achterlijks vragen; ik zou in de verdediging schieten.
Je hebt je kans gehad en misgegrepen. Te laat, want aan de brug waar ik mijn wrak parkeerde hangen nu alleen nog liefdesslotjes. Van mijn afgebladderde fiets, de minst opvallende van de stad, rest geen spoor. Slechts omdat het mijn fiets was.
Ik zal je maar opbiechten dat ik inmiddels weet waar jij werkt en wat je uren zijn, en waar die oude racefiets zonder versnellingen staat. Hoe je heet en wie je vrienden zijn, zoals je me hebt geleerd. Ik heb een zonnebril aangeschaft. Ja, ook ik heb Google afgegraasd, tot ik vond waar ik een slijptol kon huren. En als je op een ochtend de gordijnen opent, zal ik je aanstaren met een groot donker oog door een omgekeerde verrekijker.
Marko van der Wal is redactielid van literair tijdschrift Tirade. Sinds afgelopen vrijdag ligt nummer 450 in de winkel. Om deze feestelijke gelegenheid te vieren een bijdrage uit dit nummer, waarvoor 45 auteurs een tirade van precies 450 woorden schreven, op hard//hoofd.