Ik trek mijn doorweekte hardloopkleren uit, stop kranten in mijn natte schoenen, veeg mijn bril schoon. Nog tien rondjes had ik willen rennen, willen wegrennen eigenlijk, soms voelt hardlopen zo. In een half uur de gedachtestroom een zwijgen opleggen en over het water van het kanaal uitkijken, de hazen tellen die tussen de struiken hupsen (vanochtend had ik een record: zeven) en als het zwaar wordt mijn blik op oneindig.
Vandaag had ik willen blijven rennen, maar omdat de zachte regen veranderde in pijpenstelen en mijn maag langzaam ineen leek te krimpen, kruip ik in bed. Ik neem me voor om met een nectarine te ontbijten, terwijl ik hunker naar de zak drop die ik gisteravond kocht.
Graaiend in de zak beantwoord ik appjes (te) uitgebreid, mag elke vraag van een ander mijn dag overnemen. Inmiddels gaat er een alarmbelletje af op dit soort momenten, dat ik gratis bij mijn nieuwe ochtendroutine kreeg: wat ben je aan het doen, Annelies? Waarvan loop je weg?
Ik sleep mezelf naar mijn meditatiekussen en hoor Andy Puddicombe vragen: ‘Who or what are you resisting in life right now?’ Als je van jezelf doorhebt wat weerstand oproept, ontstaat automatisch een gevoel van acceptatie, zegt hij. Maar vandaag streef ik te hard naar de opluchting van een huilbui of het geruststellend getintel in mijn borstkast. Er kronkelt geen antwoord vanuit mijn onderbuik mijn bewustzijn in.
Ik ijsbeer door mijn keukentje, terwijl ik af en toe in een pannetje soep roer dat bubbelt op te hoog vuur. Andy zou hoofdschuddend lachen. Zie je het dan niet? Je zwemt tegen de rivier in, tegen de dag die grijs is en betekenisloos voelt. Ik zwem daardoor richting de gedachtes die me wijs willen maken dat ieder mens bestaansrecht heeft, behalve ik.
Ik klap mijn laptop open. Dit keer is niet Andy mijn partner in zelfontplooiingscrime, maar is het Byron Katie. De vrouw die me bijna elke dag vier vragen over mijn overtuigingen stelt, te beginnen met: is het (100%) waar? Is het waar dat de dag niet grijs mag zijn? Dat ik elke dag iets moet bereiken? Dat anderen op me neer zullen kijken als ze me zo zien als nu? Het mooie van haar methode is dat je door de vier vragen heen je gevoelens en gedrag blootlegt om uiteindelijk de overtuiging die daaraan ten grondslag ligt om te keren. In haar boek Loving what is keert Katie samen met haar gesprekspartners zelfs de grootste trauma’s (rond o.a. kindermisbruik en de aanslagen van 11 september) op wonderbaarlijke wijze om.
Vandaag probeer ik het omkeren met mijn eigen kleine gedachtes:
De wereld vindt dat ik moet presteren - Ik vind dat ik moet presteren
M. houdt niet van me - Ik hou niet van mezelf
Ik moet van mezelf houden - Ik hoef niet van mezelf te houden
De buurvrouw vindt me een trut - Mijn denken is een trut
Ik moet gezond ontbijten - Is dat waar?
En dat klinkt zo opgeschreven als een te makkelijk kinderspel (dat dacht ik ook toen ik eraan begon), maar het is radicaal helend om zonder moralisme opnieuw te ontdekken dat niemand, inclusief ikzelf, ooit gelijk kan hebben. Dat die zak drop misschien toch niet zo’n slecht ontbijt was als ik mezelf voorhield. Dat mijn gedachtes zich gedragen als mijn neefje dat verstoppertje speelt: van tevoren verklappen ze waar ze zich zullen verstoppen, om er uiteindelijk van te genieten dat ze telkens opnieuw worden gevonden.