Ik ben geen thrillseeker, ik ga om het halfjaar naar de tandarts en betaal keurig mijn belastingen. Ik check altijd in bij de tram en leg zelfs mijn IKEA-potloden netjes terug na een bezoekje aan de meubelgigant. Als brave Hendrik zijn er eigenlijk maar twee manieren waarop ik wél op het randje leef: ik rijd regelmatig door als de stoplichten op donkeroranje staan (dit wordt nog eens mijn einde) en ik verzeker mijn reizen principieel niet meer.
Waarom? Ik neem je mee naar mijn eerste zelfstandige vakantie-ervaring. Op mijn zeventiende vond die plaats met een groepje vrienden van de middelbare school. Het was een typische zonvakantie naar Calella, waar het bezoekje aan de Sagrada Familia in Barcelona het enige culturele hoogtepunt was. Onze ouders vonden die reis wel lollig, maar ook spannend. Ze konden ons niet laten gaan zonder adviezen te geven: ‘smeer je in, eet ook eens een salade, pas op met vreemde jongens en drink met mate.’ Ook werd ons op het hart gedrukt om een reisverzekering af te sluiten, want je weet maar nooit… Braaf luisterden we naar alle adviezen. Al puberend sloegen we ze op vakantie natuurlijk in de wind. We verbrandden, aten junkfood, zoenden met onbekenden en dronken te veel biertjes. We overleefden het. Aan de reisverzekering hadden we niets.
Als negentienjarige ging ik weer zelfstandig op vakantie. Ditmaal met nieuwe vrienden naar Venetië. Een jaar studeren had me goed gedaan. Ik was ouder geworden en een beetje wijzer. Toch besteedde ik weer een klein vermogen aan mijn reisverzekering. Het werd een rampenvakantie met een verloren identiteitskaart en een bezoekje aan de Nederlandse ambassade voor een noodpaspoort (dat is dus eigenlijk wél leuk om een keer te zien), een infectie en daarmee de voor Italië gebruikelijke antibiotica waardoor de zon en alcohol vermeden dienden te worden. De verse vriendschappen waren niet bestand tegen deze catastrofale week. Mijn reisverzekering vergoedde geen cent van alle kosten die ik had gemaakt (en aan vriendschapsbemiddeling doen ze natuurlijk al helemaal niet).
In de jaren die volgden, strandde ik drie keer op reis wegens defect materieel. Eenmaal op Bonaire met TUI, eenmaal in Hannover met de Deutsche Bahn en eenmaal met Ryanair in Rome. Ik had een reisverzekering, maar de enige vergoedingen die er voor de vertraging betaald werden, kwamen van de laatste twee vervoersmaatschappijen zelf (en bij Ryanair alleen door te drammen met juridische arresten). De reizen waren fantastisch, maar keer op keer bleek mijn reisverzekering nutteloos.
Nu wil ik niemand opzadelen met financiële problemen, maar na bovenstaande ervaringen ben ik er heilig van overtuigd dat het spekken van (reis)verzekeraars bijna nooit loont. Meestal dekt een reisverzekering niet wat je overkomt (zoals een verloren paspoort of een vage vorm van diefstal). Een wereldwijde of Europese dekking van een zorgverzekeraar zorgt er meestal voor dat medische ongemakken of ongelukken vergoed worden. Als je tas, zonnebril of simpele camera onverhoopt wordt gestolen, is dat natuurlijk zonde, maar met een noodpaspoort en zonder kekke vakantiekiekjes kom je ook gewoon thuis. Brave burgers betalen in vrijwel alle gevallen meer aan reisverzekeringen dan ze in hun leven uitgekeerd krijgen. Zet het geld dat je aan de reisverzekering zou besteden op een spaarrekening voor je toekomstige reis en verzet je in stilte tegen deze nutteloze industrie.
Beeld via Flickr.