Als klein meisje hield ik al van bewaren: een groeiende stapel treinkaartjes van de logeerweekenden bij mijn opa en oma, oude tandenborstels op kleur gesorteerd boven mijn wastafel, sinds ik als negenjarige in Disneyland Parijs was alles van Minnie Mouse, een bonte collectie kitscherige sneeuwbollen van plaatsen over de hele wereld, stenen en schelpen van ver of dichtbij. Verzamelingen hebben de wereld voor mij altijd minder overweldigend gemaakt.
Sinds een aantal jaren voert minimalisme in de mainstreamcultuur de boventoon: muziek, foto’s en films bestaan in de cloud, interieurs zijn spierwit met hier een daar een tintje grijs, in de kledingkast hangt een beperkt aantal kledingstukken dat tijdloos is en van goede kwaliteit. We moeten vooral niet te veel spullen hebben en zoveel mogelijk met elkaar delen. Een teken aan de wand: de Japanse opruimgoeroe Marie Kondo heeft wereldwijd boekenplanken overgenomen en op dit moment slaat zij haar slag in menige Netflix-kijklijst.
Ik sta erbij en ik kijk ernaar, want ik wil niet ontspullen, ik wil spullen.
Inmiddels zijn de treinkaartjes en tandenborstels allang weg, de sneeuwbollen zijn ingepakt en verdwenen, Minnie zwerft nog wel rond op mijn oude slaapkamer bij mijn ouders, maar de verzameling is in ruste. Mijn schelpenverzameling daarentegen is springlevend en is tegenwoordig mijn kernverzameling. Daaromheen zweven nog wat andere collecties: kaartjes met werk van Matisse, boeken van Hella S. Haasse, oude bioscooptickets, washandjes met vakantiebestemmingen erop, gedroogde bloemen uit tuinen die ik liefheb.
Het mag duidelijk zijn dat mijn eventuele opruimsessie met Marie Kondo ongeveer zo zou verlopen: ‘Does this spark joy? Ja. En dit? Ja, dit ook. En dat? Ja, ook. Oké, deze dan? Ja, deze ook. [Pijnlijke stilte]’
Minder spullen is niet altijd beter. Spullen kunnen een belangrijk moment of een belangrijke plaats markeren. Een verzameling kan een verzamelaar terugvoeren naar een lang verleden tijd – of dat nu een verbroken relatie is of de achttiende eeuw. Als verzamelaar heb je altijd iets te doen; als je niet weet waar je bent, weet je in ieder geval waar je naar moet zoeken. En: een verzameling confronteert de verzamelaar op een prettige manier met veelheid. Je kunt extreem je best doen om een zo compleet mogelijke collectie aan te leggen, maar er is altijd meer. Een verzameling kan structuur aanbrengen in deze veelheid aan ervaringen.
Minimalisten lezen dit misschien vol afschuw, maar ik wil ze toch uitdagen om eens iets te verzamelen. Het mag van alles zijn: sleutels van deuren die niet meer in je leven zijn, schaalmodellen van auto’s, grijze haren, mooie zinnen, pasfoto’s van vreemden of juist bekenden, of gewoon, ouderwets, kastanjes of zo. Als het geen joy sparkt, stop er dan mee. Maar geef het een kans, desnoods zo minimaal mogelijk!
Op ieder strand waar ik kom, liggen meer schelpen dan ik ooit zou kunnen bewaren. Maar als ik dan thuis naar mijn verzameling kijk, ben ik weer terug op Terschelling in 2014, aan de Oostzeekust vorige zomer of in Normandië een paar jaren terug met mijn ex. De potjes met schelpen herinneren me aan dingen die ik liever zou willen vergeten, of zorgen er juist voor dat ik fijne dingen niet verlies. En dan denk ik: deze heb ik toch maar mooi gevonden, die lagen daar op mij te wachten.