Een jaar of acht jaar geleden was op tijd komen niet een van mijn sterkste punten. Als ik ergens had afgesproken, kon je erop rekenen dat ik tien minuten te laat zou komen. Ik reageerde dagen later op berichtjes en e-mails of soms las ik ze helemaal niet. Met enige regelmaat verloor ik mijn sleutels. Mijn beste recept maakte ik met soepgroentemix.
Om eerlijk te zijn vond ik dit zelf jarenlang niet zo’n probleem. Ik was niet totáál onverantwoordelijk, en de meeste van mijn tekortkomingen kon ik wel afschrijven als charmant of verstrooid. Ze hoorden bij een goed studentenleven, toch? En ik haalde mijn vakken, al wist ik vaak tot twee weken van tevoren niet of ik een tentamen had of een paper moest inleveren. Het leven was één groot feest, daar moest je niet te krampachtig over doen met agenda’s en ander volwassen arsenaal.
Mijn persoonlijkheid zal er iets mee te maken hebben, maar er is nog een andere verklaring voor mijn gestruikel richting een volwassen bestaan. Ik hoor bij de generatie millennials die het woord adulting heeft uitgevonden, door het Urban Dictionary gedefinieerd als ‘to carry out one or more of the duties and responsibilities expected of fully developed individuals’. Een volwassene doet dus niet aan adulting, want die heeft dat helemaal niet nodig. Het woord wordt uitsluitend gebruikt door mensen die minder dan 50% van de tijd adulten. Als je het moet benoemen, is het immers bijzonder gedrag. Want echt volwassen worden, waarom zou je? Volwassenheid associeerde ik (en generatiegenoten met mij) met saaie banen, onbetaalbare huizen en gemeentebelastingen. Niet per se de leukste zaken om mee bezig te zijn. Het einde van de zorgeloosheid en het plezier kon ik net zo goed even uitstellen.
Het einde van de zorgeloosheid kwam natuurlijk toch, en het kwam vrij plotseling. In de zomer dat ik mijn bachelordiploma zou halen, besloot ik na maanden mijn inbox weer eens te openen. Daar stonden vier mailtjes van het administratiebureau, met daarin de mededeling dat ik nog een laatste vak nodig had om daadwerkelijk een studie af te ronden. Na het vervloeken van mijn studie, de administratie en de zomervakantie sloeg ik mezelf voor mijn kop. Dit was echt helemaal mijn eigen schuld. En het was niet de eerste keer dat mijn weigering om een beetje verantwoordelijker te zijn me in de problemen bracht.
Na de zomercursus ging het roer om. Inmiddels durf ik mezelf redelijk volwassen te noemen, zonder er al te ironisch bij te lachen. Ik gebruik met veel plezier een agenda en maak dagelijks to-do-lijstjes. Sinds die bachelor heb ik geen deadline meer gemist en in mijn inbox staan nul ongelezen berichten. En vanaf deze volstrekt andere kant van het spectrum kan ik zeggen: het is hier niet zo erg, in de wereld van het adulting.
Het hoeft namelijk niet de hele tijd: je kan nog steeds ontbijten met oude lasagne en chocopinda’s, of een kinderfilm kijken op een brakke zondagochtend. Zolang je af en toe de volwassene uithangt, blijft er veel tijd over om géén adult te zijn. Sterker nog, daar is straks veel meer tijd voor, alleen al omdat je die hebt ingepland.
Beeld: Graeme Macleen