Het is niet makkelijk te verdwijnen. Ik vind het tenminste niet gemakkelijk. Ik ken, of kende, mensen die er weinig problemen mee hebben te verdwijnen. Sms’jes, mails en telefoontjes blijven onbeantwoord en op een gegeven moment accepteer je het: die is weg. Eventueel controleer je nog of diegene ook voor anderen verdwenen is, of je je zorgen moet gaan maken. Meestal hoef je je geen zorgen te maken. Mensen verdwijnen doorgaans selectief.
Selectief voor bepaalde personen verdwijnen is onbeleefd, maar wellicht af en toe noodzakelijk. Een prettiger manier van verdwijnen, voor alle betrokkenen, duurt niet te lang en is zonder onderscheid des persoons. Telefoon uit, geen internet en dan: weg. Naar een plek waar niemand je kent. Waar je je voor zou kunnen doen als heel iemand anders, als je daar toevallig zin in zou hebben. Alleen.
Met meerdere mensen en voor langere tijd noem je dit een vakantie; alleen en voor langere tijd noem je het zwerven, of reizen. Zulke grootse romantiek hoeft van mij niet (het moet wel in je werkweek passen). Het gaat me om eventjes verdwijnen. Verdwalen misschien. Niet al te ver weg, net iets verder dan de hoek van de straat waar een kind naartoe gaat als het weg wil lopen (om twee minuten te wachten, terug te gaan en te vragen “heb je me gemist?”). De trein is hier ideaal voor. Met de sprinter naar Breukelen en zien dat daar in het centrum een bord staat met: “If you’re looking for a sign, this is it.” Naar het einde van de lijn, Vlissingen of Den Helder, om uit te kijken over de grauwe zee.
Even niet gezien worden, hoogstens bekeken. Anonimiteit, alsjeblieft. Dit soort alleen verdwijnen is iets waar alle introverte mensen behoefte aan hebben. Er is dan ook eigenlijk al te veel over geschreven (want dat doen introverte mensen: schrijven). Door Paul Auster bijvoorbeeld, die vooral het ronddwalen verheerlijkt:
“Each time he took a walk, he felt as though he were leaving himself behind, and by giving himself up to the movement of the streets, by reducing himself to a seeing eye, he was able to escape the obligation to think, and this, more than anything else, brought him a measure of peace, a salutary emptiness within...By wandering aimlessly, all places became equal and it no longer mattered where he was. On his best walks he was able to feel that he was nowhere. And this, finally was all he ever asked of things: to be nowhere.”
― Paul Auster, City of Glass
Nergens zijn, maar ook: niemand zijn. Zolang je verdwenen bent, zijn er geen verplichtingen. Je leven staat, heel even, op pauze. Het lastigste is vervolgens om maat te houden, want je leven op pauze zetten kan verslavend zijn. Als je er lang genoeg niet naar omkijkt hoef je het misschien helemaal niet meer te leven, dan is het vanzelf al voorbij gegaan. Dat is natuurlijk ook weer niet de bedoeling.
Daarom: oefenen met de kortstondige verdwijning. Tot zelfs een blokje links- in plaats van rechtsom al lucht geeft.