Een paar jaar geleden – het was najaar en ik studeerde in Canada – ben ik geknuffeld en gezoend door Nick Cave. Om dat te bereiken heb ik eerst ongeveer twee uur in een rij gestaan met een net gekocht exemplaar van The Death of Bunny Munro (een boek dat je in twee uur voor een groot deel gelezen krijgt). Ik zag het meisje voor me om een knuffel vragen, dus schoorvoetend vroeg ik het ook. De zoen kreeg ik erbij. De weg terug naar huis duurde normaal vijfentwintig minuten, nu nog maar tien. Ik zweefde.
Ik ben geen handtekeningenverzamelaar en knuffelen met popmuzikanten vind ik een gênante aangelegenheid, maar Nick Cave bracht het in me naar boven. Nick Cave is voor mij verbonden met liefde – niet de zoete lievigheid van mensen die elkaar troetelnaampjes geven en samen verf uitzoeken voor hun woonkamer, maar liefde als rauw verlangen. Verliefdheid dus. Of wat Bataille ‘erotiek’ noemt: dat wat ons aantrekt tot iets of iemand met zo’n hevigheid dat het een verscheurende natuurkracht lijkt, een teveel aan energie, iets sacraals en verschrikkelijks tegelijk. Erotiek als het mystieke, de vijand van de gelatenheid, niet bang zichzelf belachelijk te maken.
Toch ben ik geen hysterische fan. Ik heb lang niet alle platen van Nick Cave en ik luister ze slechts bij vlagen. Al die erotische mystiek is veel te spannend en valt slecht te rijmen met de alledaagse dingen die gedaan moeten worden. Als halfslachtige fan kwam ik er dan ook pas door een recent interview achter dat Nick Cave al in 1999 een lezing heeft gegeven over de erotische mystiek in zijn muziek: ‘The secret life of the love song’.
In ‘The secret life of the love song’ vertelt Nick Cave, met een stem die tegelijkertijd kalmerend en gebiedend klinkt, dat voor hem een liefdesliedje geen liefdesliedje is als er geen pijn in of achter zit, geen gefrustreerd of overweldigend of duister verlangen:
“Those songs that speak of love without having within in their lines an ache or a sigh are not love songs at all but rather Hate Songs disguised as love songs, and are not to be trusted. These songs deny us our humanness and our God-given right to be sad and the air-waves are littered with them. The love song must resonate with the susurration of sorrow, the tintinnabulation of grief.”
Een liefdesliedje dat die naam waard is, zegt Cave, drukt de waanzin van liefde uit, de obsessie, de absurditeit ervan. En het probeert een gat te dichten tussen onszelf en de ander, ons tijdelijke bestaan en dat wat eeuwig is: “ultimately the love songs exist to fill, with language, the silence between ourselves and God, to decrease the distance between the temporal and the divine.”
Nick Cave verwijst veelvuldig naar de Bijbel en God; laat je daardoor niet afschrikken. Dit is niet de Bijbel die ons via bekrompen leefregels wil beperken in ons doen en laten, maar de Bijbel die fundamentele menselijke verlangens en dilemma’s laat zien. Dit is niet God in de zin van een strenge man in de hemel, maar de mystieke God, datgene wat onszelf overstijgt en het leven voortstuwt, wat het goede, het kwade en het onbegrijpelijke in zich verenigt. Wellicht vind je dat nog te wazig, maar dit is de essentie van het werk van Nick Cave, dat wat het zijn beangstigende aantrekkingskracht geeft. Zonder dit houd je alleen een coole pose over.