Een muziekje om te ontspannen: je kan natuurlijk je heil zoeken in sferische ‘ambient,’ boeddhistisch mantra’s of de oerwoudgeluiden en walvisgezangen van ‘the sounds of nature,’ maar je kan ook de laatste twee platen van Talk Talk aanschaffen. Bij het grote publiek is Talk Talk bekend als tamelijk onbetekenend jaren tachtig synth-groepje, wiens grootste wapenfeit de hit 'It’s My Life' is (in 2003 nog gecoverd door No Doubt). Onder muzikanten en muziekliefhebbers staat de band, en met name frontman Mark Hollis, echter bekend als de scheppers van twee esoterische meesterwerken: Spirit of Eden (1988) en Laughing Stock (1991), twee platen die zo breekbaar, zo verstild, zo fijnmazig zijn dat het haast pijn doet aan je oren. Muziek die telkens bijna lijkt te verdwijnen, oplost in de lucht. Haarscherpe, jazzgeïnspireerde arrangementen, met oog (of oor) voor ieder detail, die vervreemdende sferen oproepen, die in niets meer doen denken aan de synthpop van welleer. Soms stijgt het volume even, zwellen de drums aan, lijkt een uitbarsting aanstaande, maar het tempo gaat nergens omhoog en de zang blijft telkens even fragmentarisch en ingehouden.
Spirit of Eden en Laughing Stock zijn anomalieën in de popmuziek: zelden kom je zo’n verstilde schoonheid tegen, en nog veel zeldzamer zijn de voorbeelden die niet na een tijdje gaan vervelen of irriteren. Platen die niet bedoeld zijn om hard te draaien, maar om zachtjes, alleen, ’s avonds bij het inzetten van de schemering van begin tot eind te beluisteren: telefoon uit, laptop dicht. Als je dan nog niet genoeg hebt gehad, dan kan je in één moeite doorgaan met Mark Hollis’ titelloze solodebuut uit 1998, een zo mogelijk nog meer verstild album waarop hij de lijn van Spirit of Eden en Laughing Stock feilloos doortrekt.