Op een enkele Letse vlag na hoef je in Daugavpils geen vaderlandslievend decor te verwachten – deze stad, omringd door dikke naaldbossen in de oostelijke regio van Letland, voelt en spreekt Russisch. Verveloze betonbouw loopt moeiteloos over in een grauwe lucht en hoewel de bijtende januarikou uitblijft, ligt de stad gehuld in een vaal laken waar de zon af en toe bleke lichtplekken in brandt. Oude Sovjet-trammetjes rammelen voorbij. Het is een haveloze industriestad, toen genadeloos geteisterd door twee wereldoorlogen, nu geplaagd door een meedogenloze emigratie. Men spreekt hier Russisch, kijkt naar de Russische tv, leest Russische geschiedenisboeken en gaat naar het Russisch theater. Een rijkere voedingsbodem voor Russisch vervaardigd separatisme zal Poetin binnen de Europese Unie niet snel treffen.
Maar ergens te midden van dit epicentrum van rauw verdriet en betonrot vind je een ode aan de beroemdste zoon van de stad: Mark Rothko. De Amerikaanse abstract expressionist werd in 1903 in Dvinsk, zoals Daugavpils destijds heette, als Marcus Rothkowitz geboren. Zoon van een geliefd apotheker in een stad die toen nog binnen de Russische landsgrenzen lag.
Net buiten de vale stad ligt, aan de oever van de Daugavu, een oude militaire vesting. Sinds twee jaar huist daar een Rothkocentrum met zes werken van hem, het enige in Oost-Europa. Het miezert een zure regen als ik in de berm van de weg, de enige route uit het verpauperde centrum, richting het fort loop.
Het museum kan nauwelijks een groter contrast bieden met een stad waar elke straathoek teleurstelt en de afgebladderde muren cyrillische scheldwoorden dragen. Het is er proper en licht. Er is niemand, de zalen zijn verlaten. Ik struin zoals het een museumbezoeker betaamt. Rothko beoogde met zijn kunst een zeker emotie over te dragen. ‘De mensen die staan te huilen voor mijn schilderijen hebben dezelfde religieuze ervaring als ik toen ik ze schilderde,’ zei hij ooit.
Eerder dit jaar bezocht ik in het Haags Gemeentemuseum de overzichtstentoonstelling van Mark Rothko. In de zalen van het Haagse museum was het ver zoeken naar enige vorm van ontroering. De schilderijen kwamen niet tot hun recht, de voorbijtrekkende drommen mensen zorgden voor afvlakking en verveling. De tentoonstelling miste elke vorm van bezieling, hetgeen niet aan de kunstenaar noch zijn werk lag.
Aan het rafelrandje van Oostelijk Europa zat ik in een verlaten museum urenlang voor zijn doeken. Ik begreep waarom de gekwelde schilder geïnspireerd raakte door emoties en zijn schilderproces als een spirituele ervaring zag, welke ik als toeschouwer meebeleefde. Rothko moet je ervaren door de wimpers en met gesloten oren, verborgen voor al het andere. Filter en verban elk storend impuls, reinig je bereik. Voor Rothko en zijn religieuze eigenschappen reis je af naar de sleetse uithoeken van ons continent. Je zult er een bedevaartsoort bij hebben – een plek waar je de stuiptrekkingen van de wereldgeschiedenis nog na voelt.
--
Bien Borren (1993) studeert journalistiek aan de Hogeschool Utrecht en houdt van reizen.