Omdat mijn moeder van lange ver-weg-vakanties houdt, heb ik een aantal weken haar hond te logeren. Eigenlijk ook mijn eigen hond, want toen we hem adopteerden – als klein donker bolletje met zachte haren en flapoortjes – woonde ik nog thuis. Hij heet Tano, naar een personage uit de Italiaanse tv-crimi La Piovra, en is een Engelse cocker spaniël: een langorige jachthond van ongeveer dezelfde lengte als mijn onderbeen. Zijn kleur heet black and tan. Dat is in zijn geval zwart met een bruine neus en wenkbrauwen, blonde pootjes alsof hij kniekousen draagt, en onder zijn staart een grote lichte vlek met over het midden een verticale scheiding.
Tano is intelligent en heeft een goed gevoel voor drama. Als je hem aait legt hij zijn hoofd op je schouder en als je thuiskomt draait hij blije rondjes en laat zich theatraal op zijn rug vallen zodat je ein-de-lijk weer zijn buik kan aaien.
Zijn enthousiasme is ongeëvenaard als we gaan wandelen met zijn tennisbal. Dan loopt Tano hijgend met dat ding in zijn bek aan de riem te trekken tot we bij het parkje langs de singel zijn, waar ik hem loslaat. Hij rent dan steevast naar het hoogste punt, een meter of acht boven het water, waar hij puffend gaat zitten poepen naast een bosje krokussen. Op dat moment laat hij zijn bal vallen, die met een noodvaart richting de plomp rolt terwijl ik er als een olympische sprinter achteraan ren, behendig de opgedroogde drollen van andermans teefjes ontwijkend. Ondertussen heeft Tano vantussen die lichtblonde scheiding op zijn achterste een smeulend verse turd geduwd.
Dit zou een dagelijks dieptepunt van het hondenbezoek kunnen zijn, want dat hoopje moet opgeruimd – doorgaans met een zakje van dun plastic, waar doorheen je kokhalzend de structuur en temperatuur constateert van wat je beste vriend heeft achtergelaten. Maar het toeval wil dat de gemeente juist op dit strookje park een aantal containers heeft geplaatst met daarin één van de meest ingenieuze uitvindingen ooit gedaan: de pooper scooper. Dit lichtgewicht apparaatje op zakformaat bestaat uit twee kartonnen schepjes die zijn bevestigd aan een stevig papieren zakje. De schepjes plaats je aan weerszijden van de drol en stuur je voorzichtig naar elkaar toe zodat de poep in het zakje terecht komt. Met dezelfde beweging duw je de besmeurde zijde van de kartonnetjes naar binnen. Alleen even opletten dat je sjaal, riem en lange haren uit de weg blijven, en elk spoor van dierenfeces is vaardig uitgewist.
Zo sta ik iedere ochtend trots naast een bosje krokussen, met in mijn hart eerbied voor de genieën die dit mogelijk hebben gemaakt, en in mijn hand een tasje hondenpoep.