Eerst maar even een misverstand uit de weg ruimen: krautrock bestaat niet. De muziek die voor het gemak onder dat label geschaard wordt, is namelijk nauwelijks rock te noemen. En om het Engelse scheldwoord kraut, in de Tweede Wereldoorlog in zwang gekomen om de Duitsers aan te duiden, te gebruiken voor muzikanten die zich veelal affilieerden met de beweging van mei ’68, die een nieuw Duitsland hoopten te creëren, vrij van Nazi-smetten, is op zijn zachtst gezegd onhandig.
Wat dan te zeggen? Kosmische musik? Die naam, Kosmische, heeft zo zijn voordelen. Je weet in ieder geval meteen dat alles mogelijk moet zijn: de ruimte waarin de muziek zich afspeelt is onbegrensd en veel bands zijn ronduit trippy te noemen. Maar dan mis je weer iets anders. Hoe kosmisch is het ‘fahren, fahren, fahren auf die Autobahn’ van Kraftwerk tenslotte? Zijn de exotische volkswijsjes die Popol Vuh gebruikte, niet juist bedoeld om aards te klinken?
Sowieso zijn al die zogenaamd kosmisch angehauchte Duitsers uit de jaren zeventig moeilijk voor een gat te vangen. Wat is de overeenkomst tussen de dromerige soundscapes van Ash Ra Tempel en Tangerine Dream en de soms ronduit barbarische improvisaties van Amon Düül II, de Motorik sound van Neu! en de oerschreeuw van Can-zanger en Samuraimafkees Kenji ‘Damo’ Suzuki? Ze lijken eerder te definiëren door wat ze niet doen, dan door een gemeenschappelijke muzikale eigenschap.
De belangrijkste gemene deler tussen al die verschillende groepen lijkt dat ze zich weinig tot niets aantrokken van heersende muzikale mores. Het instrumentarium waarvan ze zich bedienden had vaak de heilige rock-drievuldigheid van gitaar, bas en drums als beginpunt, maar slechts zelden bleef het daarbij. Soms kwamen er instrumenten bij, veelal synthesizers en drumcomputers, maar ook fluiten, violen en etnische percussie. Vaak ook verdwenen de traditionele instrumenten en ontwikkelden bands zich tot bijna volledig elektronische acts, met de Mens-Machinen van Kraftwerk als bekendste voorbeeld.
Liedjes zijn nooit een prioriteit geweest. Improvisaties, soundscapes, schetsen, of iets dat het midden hield tussen die drie vormen, waren de geprefereerde modus operandi. Wat het verdomd moeilijk maakt om te zeggen wat die hele beweging nu zo goed maakt. Hier is een poging, via een omweg.
Als er een gemeenschappelijke eigenschap is van alle groepen die ik net genoemd heb, dan is het de wil om een nieuw en eigen muzikaal universum te scheppen. De Duitse populaire muziek, Schlager, was onnozel en oppervlakkig en bovendien gingen de wortels ervan rechtstreeks terug naar de Nazistische minister van propaganda, Josef Goebbels. Pop- en rockmuziek kon weliswaar een bevrijdende tegenkracht zijn, maar zat ook diep verankerd in het kapitalistische systeem en was veelal gebaseerd op een toe-eigening van muzikale structuren (blues, gospel) van een onderdrukte minderheid. Bovendien was die muziek niet eigen voor de Duitsers.
En dan wordt het ineens een politiek verhaal: nieuwe muziek voor een nieuwe wereld. Wat Can en Popol Vuh, Amon Düül en Cluster, Neu! en Klaus Schulze uiteindelijk verbindt, is hun verlangen om te breken met oude structuren. Niet om het experiment zelf, maar om een muziek te creëren die niet besmet was door het duistere verleden van hun thuisland of de sinistere kanten van het marktdenken.
Niet alleen de muziek zelf, maar ook de praktijk van het muziekmaken reflecteerde dat verlangen. Wat de Britse muziekpers krautrock heeft genoemd, werd gemaakt in een netwerk van autonome centra, communes en thuisstudio’s. Relaties tussen muzikanten waren veelal gebaseerd op samenwerking, niet op concurrentie. En sterren waren er niet, dat kwam pas toen David Bowie, Brian Eno en Iggy Pop zich ermee kwamen bemoeien.
In de muziek van een paar handenvol Duitsers hoor je een utopische moment terug, die vrijheid waarin het mogelijk lijkt om opnieuw te beginnen. Bijvoorbeeld in de soundtrack die Popol Vuh maakte voor Werner Herzogs film Aguirre, der Zorn Gottes. In die film krijgt de Spaanse conquistador Lope de Aguirre letterlijk een nieuw land in de schoot geworpen, wanneer hij met een groep soldaten op expeditie gezonden wordt in de oerwouden van Zuid-Amerika. Zijn machtslust zorgt er echter voor dat hij de structuur van de oude wereld op de nieuwe wereld wil toepassen. Wat een paradijs kan zijn, wordt een hel wanneer je een loodzwaar kanon door de modder moet zeulen, een dikke en laffe edelman tot keizer kroont en alleen maar droomt van zoveel mogelijk bezit. Aguirre’s expeditie gaat dan ook roemloos, corrupt en hallucinerend ten onder.
In Popol Vuh’s ‘Aguirre I’, dat te horen is in het eerste shot van de film, wanneer de veroveraars afdalen vanuit de bergen van de Andes naar het regenwoud, zitten droom en waarschuwing samen vervat. De koorzang is ijl en hoopvol, maar tegelijkertijd schril, klinkt vertrouwd, maar als niets wat je eerder hoorde. Het geluid komt namelijk niet van een koor, maar uit een machine. Hel en hemel zijn nog mogelijk in dit nieuwe land. De keuzes die je maakt bepalen wat het wordt.
Last Pass of the Andes from Scott Chandler on Vimeo.