Op het dressoir in mijn kamer liggen twee fotoalbums. Een met een omslag van lichtbruin leer, dat ruw aanvoelt als je er met je vingers over strijkt en dat hier en daar verkleurd is door vocht en zon. Het leer van het andere album is glad en felrood, met figuurtjes die er in reliëf in gedrukt zijn. De albums hebben precies hetzelfde formaat en zijn beide bijna voor de helft volgeplakt met foto’s. De rest van de pagina’s is leeg. Ik kreeg ze allebei van een geliefde en ze leggen elk getuigenis af van een relatie. Een die negen jaar heeft geduurd, en een van een jaar.
Iedereen heeft ze, die resten van oude relaties, relikwieën van het leven dat je ooit samen met iemand deelde. In een liefde die zich ontvouwt zijn het de ankerpunten, de tastbare bewijzen van het luchtkasteel dat je samen bouwt. Zo is er naast de fotoalbums de ring die ik vorig jaar van mijn toenmalige geliefde kreeg, die precies de juiste kleur goud heeft voor mijn huid. Er is de lamp die hij voor me kocht op de laatste dag dat we gelukkig waren. En er is de plant die ik met mijn eerdere geliefde kocht voor in het huis waarin we samen zouden wonen, wat er nooit kwam. Zijn overhemd, dat ik van hem kreeg omdat we het er allebei over eens waren dat het mij zoveel beter stond dan hem.
Wat moet je als niet-puberaal persoon met de spullen die overblijven als een liefde ophoudt?
Toen ik vijftien was en het uitmaakte met mijn eerste vriendje was het simpel. Ik nam een kartonnen doos, verzamelde daarin alle potsierlijke porseleinen elfenbeeldjes, alle oorbellen, armbandjes, briefjes en kaartjes die ik van hem had gekregen of die me aan hem deden denken, en gooide ze in de ondergrondse vuilcontainer. Plof, weg. Resten uitgewist, om met een schone lei te kunnen beginnen.
Maar wat moet je als niet-puberaal persoon met de spullen die overblijven als een liefde ophoudt? Toen ik onlangs voor de tweede keer in mijn relatief volwassen leven die vraag moest stellen, moest ik in eerste instantie concluderen dat ik er nog steeds geen antwoord op wist. Het advies van zelfhulpboeken en internetpsychologen (ja, je moet toch wat) is nog steeds om te streven naar dat witte blad, om je te ontdoen van de herinneringen en de emotionele ballast van een gestrande relatie. Maar ik merkte ik dat ik het moeilijk vond om afstand van die spullen te doen, omdat het voelde alsof ik daarmee ook een deel van mijn leven weg moest gooien.
Toen ik dit onlangs uitlegde aan een vriendin vertelde zij over een term die ze tijdens haar studie architectuur had geleerd: palimpsest. Oorspronkelijk verwijst het begrip naar gebruikt perkament dat opnieuw beschreven wordt, waarop de resten van het oudere handschrift nog doorschemeren. In de architectuur heeft de term te maken met het gegeven dat je als architect voort moet bouwen op een wereld die al grotendeels bebouwd is. Gebouwen krijgen nieuwe bestemmingen, en bepaalde elementen die bij de oude functie van het gebouw hoorden, worden daarin meegenomen en krijgen een nieuwe betekenis. In een oude kerk die wordt omgebouwd tot debatcentrum herinnert het spreekgestoelte nog aan de oude functie, bijvoorbeeld. Die palimpsesten, zo vinden sommige architecten, hoef je niet weg te moffelen. Het mooie van de resten is juist de manier waarop oude en nieuwe betekenissen overlappen en herinneren aan de verbinding tussen heden en verleden, de continuïteit, maar ook de discontinuïteit daarvan.
Met de relikwieën van vroegere relaties werkt het ook zo, denk ik: ze hebben hun oude functie verloren, maar je hoeft geen gaten te creëren door ze uit je leven te slopen, want ze horen bij jouw bouwwerk, dat een geschiedenis heeft, en waar ook ruimte is voor nieuwe betekenissen. Mijn tip dus, voor iedereen die zich afvraagt wat te doen met de materiële resten van een liefdesrelatie: gooi ze niet weg, maar koester ze, als herinnering aan wat er was en als bewijs voor het feit dat jij, net als een bouwwerk, nooit ‘af’ bent, net zomin als je ooit weer een wit vel kunt worden.