Eind augustus kocht ik 15 kilogram suiker, gewoon het huismerk van de supermarkt om de hoek. Thuis zette ik een verfmenger op de boormachine en loste de suiker op in lauw water. 10 liter suikerstroop moest genoeg zijn om de winter mee door te komen.
Een werksterbij haalt honing, in haar hele leven ongeveer één theelepeltje. Darren doen dat niet, zij bevruchten de koningin. In de herfst worden de mannetjesbijen massaal de kast uitgejaagd of op de vliegplank afgeslacht. 's Winters hebben zij geen nut. In het voorjaar zullen de bijen speciale darrencellen bouwen waar de koningin onbevruchte eitjes in legt. Die larven groeien uit tot de luie, zachtaardige (ze hebben geen angel) bijen die vooral veel eten.
In de vroege zomer wordt er flink gevlogen. Omdat de vliegspieren na 800 kilometer versleten zijn, leeft een werksterbij dan 6 tot 8 weken. (In de winter 3 tot 5 maanden.) Elke foerageertocht haalt ze nectar uit honderden bloemen, tot wel 10 kilometer van de kast. Eenmaal terug, geeft ze de nectar over aan een jongere bij. (In elke levensfase hebben de werksters andere taken. Ze kunnen bijvoorbeeld pas na 2 weken vliegen. Tussen de middag, wanneer de zon op het vlieggat schijnt, maken ze speelvluchten. De jonge bijen vliegen achterstevoren de kast uit, hangen ervoor alsof ze hem bestuderen en keren dan terug. Elke dag een stukje verder.) Maar goed, de nectar wordt, mond op mond, doorgegeven. De bijen voegen speeksel toe. In secreet, zoals dit bijenspuug genoemd wordt, zitten enzymen die op de nectar inwerken, waardoor er honing ontstaat. De honing is dan nog erg dun, maar in kleine druppels op de bijentongetjes verdampt het vocht. Daarna wordt de honing in lege honingraatcellen opgeborgen. Met veel vleugelgeklap (van werksters van 12 tot 20 dagen oud) wordt de honing verder ingedikt, tot uiteindelijk de cellen met wasdekseltjes verzegeld worden.
'Mijn volkje' telt ongeveer 40 000 bijen. De kast staat op mijn dak. Vroeger hielp ik mijn vader met slingeren maar nu 'oogst' ik mijn eigen honing. Met een speciale kam ontzegel ik de wintervoorraad waar de bijen de afgelopen maanden zo hard voor gevlogen hebben. In een grote centrifuge slinger ik de ramen leeg, de honing gaat in jam- en mosterdpotjes. Ter compensatie voer ik de bijen dus suikerwater. Dat klinkt oneerlijk, en dat is het eigenlijk ook. Om mijn bijenkarma een beetje op te krikken daarom deze TIP.
Honing is bijzonder. Het helpt tegen hooikoorts, ooit betaalden we onze belasting ermee, en het blijft duizenden jaren goed. Er is honing gevonden in Egyptische koningsgraven die nog eetbaar is. Honing is het vloeibare goud, dat roer je niet zomaar door de thee. Behalve dat de antibacteriële werking door hitte verloren gaat, proef je maar de helft. Vroeger, als mijn vader had geslingerd, stond er 's avonds een mini-potje honing naast mijn bed. Het zorgde voor een enorme plakzooi, maar dat gaf niet, want daar is honing voor bedoeld: om in het donker van te snoepen, diep onder de dekens als een dier in winterslaap, met een klein lepeltje.